ARBITRAAL VONNIS

In de zaak van:

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [leverancier], gevestigd te [plaats],

eiseres in conventie,

gemachtigde: [gemachtigde leverancier], advocaat te [plaats],

tegen

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [klant], gevestigd te [plaats],

verweerster in conventie,

gemachtigde: [gemachtigde klant], advocaat te [plaats],

Heeft de arbiter,

[arbiter], wonende te [woonplaats],

het volgende arbitraal vonnis gewezen;

De procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

– het Inleidend Verzoek met 2 producties de dato 23 juni 2006;

– het Kort Antwoord – zonder producties – de dato 5 juli 2006;

– de benoeming van arbiter de dato 31 juli 2006;

– de Memorie van Eis met 43 producties de dato 28 september 2006;

– de Memorie van Antwoord tevens houdende een tegenvordering met 5 producties, de dato 17 november 2006;

– de mondelinge behandeling op 5 januari 2007;

Bij faxbericht van 24 november 2006 van haar raadsman heeft [leverancier] de tegenvordering ingetrokken.

1.2 Ter zitting op 5 januari 2007 was aanwezig eiseres, hierna verder genoemd [leverancier], vertegenwoordigd door haar directeur [A], alsmede de raadsman van [leverancier] [gemachtigde leverancier]. Aan de zijde van gedaagde, verder te noemen [klant], waren aanwezig [K], [functieomschrijving] en [L], operationeel manager en tot slot de raadsman van [klant], [gemachtigde klant]. Namens de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna: de Stichting) was tevens aanwezig [X], als secretaris.

Toepasselijkheid reglement en de bevoegdheid van arbiter

2.1 In de tussen partijen op 3 november 2005 gesloten overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) zijn partijen expliciet toepasselijkheid van de FENIT voorwaarden (versie 3 juni 2003) overeengekomen. In

artikel 12 lid 2 van die voorwaarden is, samengevat, bepaald dat geschillen worden opgelost middels arbitrage bij de Stichting en volgens het arbitragereglement van de Stichting.

2.2 Aan arbiter komt op grond van artikel 12 lid 2 van de sub 2.1 genoemde voorwaarden bevoegdheid toe ten aanzien van het geding. Beide partijen hebben de Stichting verder schriftelijk verzocht niet drie, maar één arbiter te benoemen.

2.3 Nu de arbiter in overeenstemming met dit tussen partijen overeengekomen reglement is benoemd, is zij bevoegd in dit geschil de partijen bindende beslissingen te nemen.

De vaststaande feiten

3.1 Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en niet of onvoldoende is weersproken dan wel op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting staat tussen partijen in deze procedure het volgende vast.

3.2 [Leverancier] is gespecialiseerd in de ontwikkeling van software, waaronder voor CRM, marketing en trainingen. [Klant] is een onderneming die onder andere [aanduiding bedrijfsactiviteiten klant] verzorgt.

3.3 In 2001 hebben partijen een overeenkomst tot gebruik en onderhoud van het standaard softwareprogramma [product] van [leverancier] gesloten ter ondersteuning van de administratie van [klant].

3.4 Vanaf augustus 2005 zijn partijen gesprekken begonnen om aan deze back office software een front office toepassing te koppelen. Daartoe hebben partijen de eerder genoemde Overeenkomst gesloten. Op grond van de Overeenkomst zou een update van de [leverancier] back office geleverd worden, migratie naar de nieuwe SQL server uitgevoerd worden en het benodigde maatwerk voor aanpassing van de back office en de ontwikkeling van de front office geleverd worden. De – vaste – prijs voor migratie, maatwerk en projectleiding bedroeg € 15.250,00 ex BTW. Voor migratie, maatwerk en de opzet van de hosting omgeving was in totaal 11,5 dagen overeengekomen. Aanvullende diensten zouden op basis van nacalculatie geleverd worden met een dagtarief van € 950,00 ex BTW. Verder was afgesproken dat meerwerk op basis van nieuwe, door [klant] getekende opdrachtbevestigingen kon worden uitgevoerd. Tot slot was vastgelegd dat na opdracht de werkzaamheden gedetailleerd zouden worden ingepland en dat [leverancier] verwachtte dat alle werkzaamheden in november/december 2005 uitgevoerd konden worden. Indien voor 31 januari 2006 een onderdeel niet opgeleverd kon worden en dat aan [leverancier] verwijtbaar zou zijn, dan zou [leverancier] een korting van 25% over dat onderdeel geven, mits de hosting aan [leverancier] zou worden opgedragen.

3.5 In de FENIT -voorwaarden (artikel 8) is voor zover ten deze relevant nog bepaald dat alle leveringstermijnen naar beste weten zijn vastgesteld, een enkele overschrijding daarvan leverancier niet in verzuim brengt en leverancier niet is gebonden aan een al dan niet uiterste termijn als partijen een wijziging van de inhoud of omvang van de overeenkomst zijn overeengekomen.

3.6 Voorafgaand aan ondertekening van de Overeenkomst heeft [klant] schetsen en vijf vensters aangeleverd ter specificatie van de gewenste functionaliteit voor de front office. Ruim na contractondertekening is een detailontwerp voor de front office gemaakt en is een planning opgesteld.

3.7 Op 17 januari 2006 hebben partijen overeenstemming bereikt over twee dagen extra werk voor het invoeren van extra contactpersonen. Op 8 februari 2006 hebben partijen nog overeenstemming bereikt over meerwerk bestaande uit 2 extra dagen voor aanpassing van back office en front office, 3 extra dagen voor uitbreiding van de lay out en 3-4 dagen voor extra rapporten. Daarbij heeft [leverancier] nog

aangegeven dat de projectkorting van 25% kwam te vervallen, doch daarmee is [klant] niet akkoord gegaan.

3.8 Omstreeks 10 februari 2006 heeft [leverancier] de software voor het eerst ter acceptatie aangeboden aan [klant], die het geleverde echter niet geaccepteerd heeft. Op 27 februari 2006 heeft [leverancier] [klant] bericht de verwachting te hebben dat vanaf 6 maart 2006 getest kon worden en 13 maart 2006 het nieuwe systeem in gebruik genomen kon worden.

3.9 Op of omstreeks 8 maart 2006 heeft [klant] de back office getest en geconstateerd dat de acquisitiemodule niet functioneerde en een vijftal fouten gemeld.

3.10 Op 9 maart 2006 heeft [klant] [leverancier] schriftelijk in gebreke gesteld en haar gesommeerd uiterlijk (maandag) 13 maart 2006 een werkend (getest en geaccepteerd) systeem op te leveren conform de overeengekomen specificaties. Daarbij heeft zij zich het recht voorbehouden de overeenkomst te ontbinden en schadevergoeding te vorderen indien [leverancier] daarmee in gebreke zou blijven. In diezelfde brief heeft [klant] tot slot nog aangegeven: “Wij hebben tot nu toe keer op keer noodgedwongen, wegens het ontbreken van enig alternatief en vanwege ons grote belang van het snel kunnen beschikken over deze software, ingestemd met het opschuiven van de deadlines.” Op 9 maart 2006 heeft [leverancier] deze ingebrekestelling afgewezen onder meer daar naar haar mening de vertraging in de oplevering niet toerekenbaar was aan [leverancier], getest was in een verkeerde versie en fouten niet reproduceerbaar waren. [Leverancier] beloofde het project snel af te ronden en fouten binnen redelijke termijn te herstellen waarbij [leverancier] een voorstel tot afronding deed op grond waarvan op 17 maart 2006 de productieomgeving gereed zou zijn en getest kon worden door [klant]. Op 10 maart 2006 heeft [L] van [klant], om 13.01 uur, per fax en e-mail brief haar ingebrekestelling van 9 maart herhaald en erkend dat er ook sprake is geweest van niet aan [leverancier] verwijtbare oorzaken voor vertraging.

3.11 Eveneens op 10 maart 2006, om 14.18 uur heeft [L] van [klant] per e-mail de afspraken bevestigd die zij “zojuist” gemaakt had met [leverancier], namelijk dat “het streven” is om de openstaande meldingen maandag 13 maart opgelost te hebben en dat [leverancier] “haar best” zal doen om [klant] de mogelijkheid te bieden om maandagmiddag de 3e een laatste testronde te laten uitvoeren. In een e-mail aan haar collega’s op 10 maart 2006 om 17.03 met een kopie daarvan aan [B] van [leverancier] heeft [L] onder meer geschreven: “[leverancier] probeert maandag de laatste testversie op te leveren, maar houdt een slag om de arm. Kan ook dinsdag worden.”

3.12 Op maandag 13 maart 2006 om 10.50 mailde [K] van [klant] aan [B] van [leverancier]: “Ik wacht af wanneer we weer kunnen gaan testen. Zodra dat kan dan hoor ik het graag. Dan gaan wij gelijk testen. Ik zal dan zorgen dat je een document krijgt met alle op en aanmerkingen.” In antwoord daarop gaf [B] om

11.10 nog te kennen dat de front office getest kon worden. Om 13.18 uur op 13 maart 2006 heeft [B] van [leverancier] aan [K] gemaild: “Aan het einde van de dag kan ik pas een status update geven voor test 3. Even voor de duidelijkheid, er kan nu nog niet getest worden in Back Office. (..)” Om 13.37 uur heeft [K] daarop per e-mail gereageerd: “Bedankt voor je bericht. Ik zal niet testen in BO. Het houdt dus ook in dat wijzigingen niet zichtbaar worden in FO? Ik ben druk bezig met FO te testen. Ik mail je zo mijn bevindingen.” Om 14.18 uur diezelfde dag heeft [K] zijn testbevindingen aangaande de front office doorgegeven en voegde daar nog aan toe: “Ik ben benieuwd naar de nieuwste versie van BO. Zodra deze beschikbaar is hoor ik het graag en zullen wij gelijk starten met testen.”

3.13 Om 15.30 op 13 maart 2006 heeft [L] de overeenkomst ontbonden door middel van een mededeling daartoe die per e-mail en fax is verzonden. Later die middag heeft [klant] de toegang van [leverancier] tot het systeem geblokkeerd waardoor [leverancier] geen software meer kon leveren.

De vorderingen van [leverancier] en de grondslag daarvan

4.1 [Leverancier] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [klant] te veroordelen aan [leverancier] een bedrag te betalen van € 23.353,75 vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 28 september 2006 tot aan de dag der algehele voldoening en [klant] te veroordelen in de kosten van de arbitrage.

4.2 [Klant] zou dit bedrag verschuldigd zijn aan [leverancier] in verband met de uit hoofde van de Overeenkomst verrichte werkzaamheden, gebaseerd op de in de Overeenkomst gespecificeerde prijs, verminderd met het door [klant] reeds betaalde voorschot van € 3.725,- ex BTW en vermeerderd met het overeengekomen meerwerk van 2 dagen voor de extra contactpersonen ad € 1900,-, 3 dagen extra voor de lay out ad € 2.850,- en 3 dagen extra werk voor rapporten ad € 2.850,-, alles ex BTW.

4.3 Volgens [leverancier] heeft de uitvoering van het project weliswaar langer geduurd dan verwacht, maar dat had voornamelijk te maken met de op verzoek van [klant] doorgevoerde wijzigingen. Daarom dient ook de projectkorting van 25% te vervallen. Ook waren er geen fatale termijnen overeengekomen; er zijn door [leverancier] steeds “verwachtingen” gespecificeerd. Ook ten aanzien van de data van 9 en 13 maart 2006 heeft [leverancier] slechts gesteld te verwachten dat alsdan getest en in gebruik genomen kon worden. Aangezien wijzigingen in de inhoud en omvang zijn overeengekomen, kan [leverancier], conform artikel 8 van de FENIT voorwaarden, ook niet meer gehouden worden aan al dan niet uiterste levertermijnen. [Klant] heeft, aldus nog steeds [leverancier], de Overeenkomst op 13 maart 2006 ook nog niet mogen ontbinden: die datum was slechts indicatief, later ook herzien naar 17 maart 2006. Uit de mails van [klant] van 10 en 13 maart 2006 blijkt ook wel dat 13 maart geen deadline was. Bovendien heeft [leverancier] op die dag niet meer kunnen leveren omdat [klant] ‘s middags de toegang van [leverancier] tot het systeem van [klant] heeft geblokkeerd. Aldus is er sprake van schuldeisersverzuim en schuldeiserwanprestatie volgens [leverancier]. Indien [klant] [leverancier] toegang had verleend tot het systeem dan had [leverancier] de software tijdig geleverd.

Het verweer van [klant]

5.1 [Klant] heeft de sub 4 geformuleerde stellingen van [leverancier] gemotiveerd betwist dan wel een andere lezing daarvan gegeven.

5.2 Voor [klant] was het van groot belang dat de front office zo snel mogelijk zou worden opgeleverd. [Leverancier] wist dat ook. Afgesproken was dat [leverancier] de werkzaamheden in november/december 2005 zou uitvoeren; het zou in december af zijn. Het werk zou in ieder geval eind januari 2006 af zijn, daarom is ook de boete opgenomen van 25% projectkorting als het later zou worden. Volgens [leverancier] zou het werk dan echter allang af zijn, reden waarom [leverancier] met die boete akkoord is gegaan. [Leverancier] heeft herhaaldelijk afgesproken deadlines verschoven. Uiteindelijk is 13 maart 2006 als uiterste deadline overeengekomen. [Klant] heeft daartoe alvast een ingebrekestelling gestuurd op 9 maart 2006. Toen [leverancier] op 13 maart om 13.18 uur een e-mail stuurde waarin stond dat pas op het einde van de dag een status update gegeven kon worden voor test 3 en dat op dat moment niet getest kon worden in Back Office, stond voor [klant] vast dat [leverancier] nimmer meer aan de sommatie van 9 maart 2006 zou kunnen voldoen om op 13 maart 2006 een werkend en geaccepteerd systeem te hebben opgeleverd. Daarom heeft [klant] dan ook de Overeenkomst in de middag van 13 maart al mogen ontbinden.

5.3 [Klant] is weliswaar akkoord gegaan met meerwerk voor lay out, rapporten en contactpersonen, maar dat verklaart en verantwoordt geen vertraging tot medio maart 2006 terwijl het project in december 2005 al klaar zou zijn. Bovendien had dat meerwerk voorkomen kunnen worden indien [leverancier] een informatieanalyse had gedaan en goed had geluisterd naar de door [klant] herhaaldelijk verstrekte

toelichting. [Leverancier] heeft niet gedaan wat van een deskundig leverancier verwacht mag worden. Het door [leverancier] gevorderde meerwerk voor rapporten ad € 2.850,- ex BTW is nimmer geleverd door [leverancier]; er was afgesproken dat daarmee nog even gewacht zou worden. De koppeling tussen back office en front office heeft [klant] zelfs nooit kunnen testen omdat die nimmer ter test is opgeleverd geweest, terwijl juist het goede functioneren van die koppeling van wezenlijk belang is. Van haar aanspraak op de projectkorting van 25% heeft [klant] nimmer afstand gedaan. Er is ook afgesproken dat een halve dag werk zou komen te vervallen, zodat op 17 januari 2006 per saldo 1,5 dag meerwerk is afgesproken en geen 2 dagen.

5.4 Op 13 maart 2006 had het systeem werkend en door [klant] getest opgeleverd moeten zijn. Dat zou [leverancier], gezien de e-mail van [leverancier] die dag om 13.18, niet meer lukken en daarom heeft [klant] de Overeenkomst terecht ontbonden zodat zij [leverancier] geen enkele vergoeding verschuldigd is.

Beoordeling

6.1 In de Overeenkomst zijn geen fatale termijnen overeengekomen. [Leverancier] heeft de verwachting uitgesproken in november / december 2005 de werkzaamheden uit te kunnen voeren. Indien [klant], ook in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van de toepasselijk verklaarde FENIT voorwaarden, een fatale termijn had willen afspreken, had het op haar weg gelegen daarover het nodige te doen opnemen in de Overeenkomst. Wel is overeengekomen dat [leverancier] [klant] een korting van 25% geeft indien later dan 31 januari 2006 geleverd zou worden. Uit hetgeen door partijen naar voren is gebracht en uit het verhandelde ter zitting, houdt arbiter het er voor dat partijen in de gegeven omstandigheden met deze bepaling hebben beoogd een malus-regeling overeen te komen en niet om 31 januari 2006 als een fatale termijn te definiëren. Partijen hebben ook pas (ruim) na contractondertekening het detailontwerp besproken en een planning opgesteld.

6.2 Hoewel het project langer heeft geduurd dan [klant] verwachtte en wenselijk achtte, is zij, ongeacht of de vertragingen toerekenbaar waren aan [leverancier], akkoord gegaan met de planningen en herziene planningen. Ook is [klant] akkoord gegaan met 4,5 dagen meerwerk, hoewel zij zich, wellicht terecht, op het standpunt stelt dat dit meerwerk voorkomen had kunnen worden.

6.3 Met betrekking tot het door [leverancier] gespecificeerde meerwerk ad € 2.850,- ex BTW concludeert arbiter uit het verhandelde ter zitting, in het bijzonder als gesteld door [klant] en onvoldoende weersproken door [leverancier] dat dit meerwerk nimmer voor acceptatie aangeboden of geleverd is door [leverancier].

6.4 Voor het eerst op 9 maart 2006 heeft [klant] [leverancier] in gebreke gesteld en gesommeerd uiterlijk 13 maart 2006 het nieuwe systeem werkend en door [klant] getest, opgeleverd te hebben onder verwijzing naar de op 27 februari 2006 per e- mail door [leverancier] afgegeven planning. Hoewel in die mail slechts een verwachting aangaande die data wordt uitgesproken, is de door [klant] in haar sommatie van 9 maart 2006 gestelde termijn naar oordeel van arbiter geen onredelijke, nu de nieuwe planning door [leverancier] slechts kort daarvoor was afgegeven en van wijzigingen in de opdracht na 27 februari 2006 niets is gesteld of gebleken.

6.5 Op 10 maart 2006 heeft [klant] echter afspraken gemaakt met [leverancier], bevestigd in een e-mail van [klant] van 14.18 uur, in tijd derhalve na de mail waarin de sommatie van 9 maart werd herhaald, op grond waarvan de harde sommatie van 9 maart 2006 niet gestand werden gedaan. Immers, [klant] bevestigt dat afgesproken is dat [leverancier] zal streven openstaande meldingen op 13 maart opgelost te hebben en een testversie op te leveren. Ook in de interne e-mail van [klant] van die dag van 17.03 uur, waarvan een kopie aan [B] van [leverancier] is gestuurd, wordt expliciet gesteld dat [leverancier] probeert de laatste testversie op 13 maart op te leveren, maar dat het ook dinsdag kan worden. Ook in de e-mails

van 13 maart 2006 van 10.50 uur, 13.37 en van 14.18 uur van [klant] aan [leverancier] wordt verder geen beroep gedaan op de termijn die op 9 maart was gesteld en gaf [klant] slechts aan te wachten op bericht van [leverancier] wanneer (verder) getest kon gaan worden. Op geen enkele manier wordt in deze na 9 en 10 maart (13.01 uur) 2006 nog verstuurde mails door [klant] gesteld dat de sommatie van 9 maart 2006 onverkort in stand was gebleven; op basis van de inhoud van die nadere mails, kan dat ook niet omdat niet tegelijkertijd én op 13 maart 2006 het nieuwe systeem door [leverancier] moet zijn opgeleverd en door [klant] getest én de testversie van het nieuwe systeem ook nog op dinsdag 14 maart 2006 kan worden opgeleverd. In ieder geval mocht [leverancier] er door die mails op vertrouwen dat de sommatie van 9 maart 2006 van de baan was.

6.6 [Klant] heeft de door haarzelf gestelde termijn ook niet afgewacht, nog afgezien van hetgeen hiervoor sub 6.5 is overwogen. [Klant] stelt aan de sub 3.12 genoemde e-mail van [leverancier] van 13 maart 2006 om 13.18 uur de conclusie te hebben mogen verbinden dat [leverancier] in de nakoming zou tekortschieten en zij dus, conform artikel 6:80 BW de overeenkomst heeft mogen ontbinden.

6.7 Die stellingname verhoudt zich naar oordeel van arbiter echter niet met de reacties op deze mail van [klant] om 13.37 en 14.18 uur op 13 maart 2006, waarin [K] slechts aangeeft druk bezig te zijn met testen van de front office en benieuwd te zijn naar de nieuwste versie van de back office en die gelijk te zullen gaan testen wanneer deze beschikbaar komt. [Leverancier] stelt dat zij de nieuwe versie had geleverd als [klant] de toegang tot de server niet had geblokkeerd. Dat is door [klant] onvoldoende gemotiveerd betwist. Uit de mail van [leverancier] van 13.18 uur valt dat naar oordeel van arbiter in ieder geval niet op te maken, 13 maart is overigens ook pas verstreken om 24.00 uur.

6.8 [Klant] heeft derhalve de Overeenkomst in de middag van 13 maart 2006 niet reeds mogen ontbinden. Het voorgaande brengt verder mee dat de uit hoofde van de Overeenkomst in rekening gebrachte bedragen, verschuldigd zijn echter met inachtneming van het volgende.

6.9 Als gesteld door [klant] en onvoldoende betwist door [leverancier], is het meerwerk voor de rapporten ad € 2.850,- ex BTW niet meer verricht en in ieder geval nimmer ter acceptatie aangeboden. Dat bedrag is derhalve niet verschuldigd. Als niet of onvoldoende betwist door [leverancier] is vast komen te staan dat een halve dag werk van het oorspronkelijk overeengekomen aantal dagen zou komen te vervallen, zodat daarvoor € 475,- ex BTW moet worden verdisconteerd. Voorts acht arbiter het redelijk dat de projectkorting van 25% in verband met levering na 31 januari 2006, verdisconteerd moet worden. Vast staat immers dat de levering niet voor 1 februari 2006 heeft plaatsgevonden. Verder verklaart het (onbetwiste) meerwerk van 4,5 dagen niet een levering van medio maart in plaats van eind januari 2006 of medio februari 2006 met name niet nu het totaal aantal initieel overeengekomen dagen slechts 11,5 betrof. Arbiter acht het dan redelijk dat een korting van 25% over de totaal verschuldigde bedragen wordt verdisconteerd, zijnde het initieel overeengekomen bedrag (ad € 15.250,- ex BTW), minus 0,5 dag (ad € 475,- ex BTW) en vermeerderd met 5 dagen meerwerk (ad € 4.750,- ex BTW) = € 19.525,- ex BTW / € 23.234,75 incl. BTW. De projectkorting bedraagt dan € 5.809,- incl. BTW, zodat resteert een bedrag van € 17.425,75. [Klant] heeft reeds € 4.432,75 incl. BTW als voorschot betaald, zodat nog verschuldigd is een bedrag van € 17.425,75 -/- € 4.432,75 = € 12.993,- nog verhoogd met de wettelijke vertragingsrente zoals gevorderd vanaf 28 september 2006.

De kosten van de procedure

7.1 Waar beide partijen deels in het gelijk en in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de helft van de proceskosten draagt.

Uitvoerbaarverklaring bij voorraad

8.1 Nu dit vonnis niet vatbaar is voor hoger beroep is er geen aanleiding dat arbiter haar oordeel uitvoerbaar bij voorraad verklaart.

Slotsom

Gelet op het vorenstaande komt arbiter tot de volgende uitspraak:

RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:

Veroordeelt [klant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [leverancier] te betalen een bedrag van € 12.993,- (twaalfduizend negenhonderddrieënnegentig euro) inclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 28 september 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;

Stellen de kosten van deze arbitrage tot en met de deponering van dit vonnis vast op in totaal € 5.656,- (ex BTW) aan honorarium en verschotten van de arbiter en € 450,- (ex BTW) voor de administratiekosten, alsmede € 810,- (ex BTW) aan registratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering. De deponeringskosten voor het vonnis bedragen € 97,- (BTW-vrij). Verstaat dat ieder der partijen de helft van deze kosten dient te betalen en deze betaling met de door partijen bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot gestorte bedragen zullen worden verrekend, hetgeen betekent dat [klant] ter zake nog € 2.649,- (exclusief BTW) aan [leverancier] dient te vergoeden.

Wijzen af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Aldus gewezen te ‘s-Gravenhage op 31 januari 2007.

[arbiter]