ARBITRAAL VONNIS
In de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [opdrachtnemer], gevestigd te [plaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gemachtigde [gemachtigde opdrachtnemer],
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [opdrachtgever], gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde [gemachtigde opdrachtgever],
hebben de arbiters,
[arbiter 1], wonende te [woonplaats], [arbiter 2], wonende te [woonplaats], [arbiter 3], wonende te [woonplaats],
het volgende arbitraal vonnis gewezen.
Zo in conventie als in reconventie:
Procesgang
1.1 Eiseres in conventie – hierna tevens als verweerster in reconventie mede te noemen [opdrachtnemer] – heeft met een Inleidend Verzoek gedateerd 8 augustus 2000 onder overlegging van een Software licentie- en onderhoudsovereenkomst d.d. 16 april 1999 tussen [opdrachtnemer] en [opdrachtgever] met bijlagen, een overeenkomst koop en onderhoud hardware d.d. 16 april 1999 tussen dezelfde partijen, en een overeenkomst tot het verrichten van diensten d.d. 16 april 1999 met bijlagen, eveneens gesloten tussen de genoemde partijen, deze arbitrage bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering aangemeld. Voor [rechtspersoon A] kan in deze procedure [opdrachtnemer] in de plaats worden gesteld. Gedaagde in conventie – hierna tevens als eiseres in reconventie aan te duiden als [opdrachtgever] – heeft onder overlegging van één productie een Kort Antwoord ingediend.
1.2 Naar aanleiding van het verzoek van partijen heeft het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering de arbiters benoemd, die hun benoeming schriftelijk hebben aanvaard.
1.3 [Opdrachtnemer] heeft op 30 oktober 2000 onder overlegging van 7 genummerde producties een Memorie van Eis ingediend, waarbij zij – zakelijk weergegeven – heeft gevorderd:
a. [Opdrachtgever] te veroordelen tot betaling aan [opdrachtnemer] van NLG 608.926,84 (incl. BTW), met de wettelijke rente voor iedere factuur van de eenendertigste dag na de factuurdatum tot de dag der voldoening;
b. [Opdrachtgever] te veroordelen tot betaling van de kosten van juridische bijstand van [opdrachtnemer] met betrekking tot deze procedure;
c. [Opdrachtgever] te veroordelen in de kosten van deze arbitrageprocedure.
1.4 [Opdrachtgever] heeft op 14 december 2000 onder overlegging van 9 producties in conventie een Memorie van Antwoord ingediend, waarbij zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [opdrachtnemer], terwijl zij tevens in reconventie voor eis heeft geconcludeerd tot veroordeling van [opdrachtnemer] tot vergoeding van de door [opdrachtgever] als gevolg van de tekortkoming van [opdrachtnemer] geleden schade ten bedrage van NLG 1.646.325,- met de wettelijke rente daarover vanaf 11 april 2000 tot aan de dag van voldoening, met veroordeling tevens van [opdrachtnemer] in de kosten van deze arbitrageprocedure.
1.5 Vervolgens heeft [opdrachtnemer] onder overlegging van 4 producties in reconventie voor antwoord geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [opdrachtgever] met veroordeling van [opdrachtgever] in de kosten van de procedure.
1.6 Op 9 maart 2001 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij voor [opdrachtnemer] aanwezig waren haar gemachtigde, [A], [B] en [C], allen werkzaam bij [opdrachtnemer]. [Odrachtgever] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, die was vergezeld door [K] en [L], beiden in dienst betrekking werkzaam bij [opdrachtgever] of aan deze verwante vennootschappen. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overlegd.
1.7 Gedateerd 16 maart 2001 heeft [opdrachtnemer] naar aanleiding van de daartoe strekkende vraag van het scheidsgerecht d.d. 12 maart 2001 een specificatie overgelegd van de 23 facturen met bijlagen waarop haar vordering betrekking heeft. [Opdrachtgever] heeft op 21 maart 2001 in antwoord op de genoemde brief van het scheidsgerecht een overzicht opgesteld van de wijze en tijdstippen waarop de in de punten 19 t/m 23 van de Memorie van Antwoord genoemde specifieke klachten zijn gemeld. In aansluiting op dit overzicht heeft [opdrachtnemer] op 3 april 2001 een reactie toegezonden.
1.8 In de brief van het scheidsgerecht d.d. 12 maart 2001 is [opdrachtgever] tevens verzocht voor elk van de in de punten 19 t/m 23 van de Memorie van Antwoord genoemde specifieke klachten een test set samen te stellen en deze aan arbiters en [opdrachtnemer] toe te sturen. Op 17 april 2001 heeft [opdrachtgever] de test sets verstuurd. [Opdrachtnemer] heeft op 20 april 2001 aangegeven tijdens de door het scheidsgerecht te houden audit de volgende testomgevingen te hanteren:
A) een “kale” SP (service pack) 3 omgeving zonder solutions,
B) een SP 3 omgeving met alle op het moment van de beweerlijke ontbinding beschikbare solutions (= feitelijk gelijk aan SP 4 zonder aanvullende solutions).
1.9 Op 24 april 2001 hebben de arbiters in aansluiting op faxberichten van [opdrachtnemer] en het bestuderen van de door [opdrachtgever] opgestelde test sets [opdrachtgever] in de gelegenheid gesteld de volgende vragen te beantwoorden:
A) Welke solutions heeft [opdrachtgever] op het moment van ontbinding geïnstalleerd?
B) Welke parameters zijn ingesteld ten aanzien van de vaste activa module?
C) Op welke activa was het niet mogelijk afschrijvingen te plegen? En wat waren de gegevens van de afschrijvingscode waaraan het activum gelinkt was?
[Opdrachtgever] heeft op 27 april 2001 antwoord gegeven op de door arbiters gestelde vragen. Daarbij heeft zij per e-mail een uitputtende lijst aangeleverd van geïnstalleerde solutions, de parameters “PAS”, “afschrijvingsresultaten vaste activa” en een overzicht van de hoofdgroepen activa.
1.10 Op 11 mei 2001 hebben de arbiters [arbiter 2] en [arbiter 3] audits gehouden respectievelijk te [plaats 1] en te [plaats 2]. Hierbij waren namens de partijen tegenwoordig voor [opdrachtgever] [D] (applicatiebeheerder), [E] (controller [opdrachtgever] mobiele netwerken), [F] (systeembeheerder) en de [K], die niet aanwezig is geweest bij de audits zelf en voor [opdrachtnemer] [A], die niet aanwezig is geweest bij de audits zelf, [G] (financieel specialist), [H] (service specialist) en [I] (als observator).
Bevoegdheid arbiters
2.1 De Software licentie- en onderhoudsovereenkomst d.d. 16 april 1999, waarnaar de overige in paragraaf 1.1. genoemde overeenkomsten verwijzen, geeft in art. 12.8 aan, dat partijen zijn overeengekomen het onderhavige geschil te laten beslechten door middel van arbitrage bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering.
2.2 Nu partijen in dit geschil deze overeenkomst niet hebben betwist en hebben aangegeven deze op hun relatie van toepassing te achten, zijn de arbiters bevoegd ter zake een beslissing te geven.
Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken c.q. op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties en de waarneming tijdens de audits op 11 mei 2001 staat tussen partijen ten processe het volgende vast.
3.1 Op grond van de sub paragraaf 1.1 vermelde tussen partijen gesloten overeenkomsten heeft [opdrachtnemer] ten behoeve van [opdrachtgever] diensten verricht en goederen geleverd, ter zake waarvan zij aan [opdrachtgever] facturen heeft gezonden. De betreffende werkzaamheden hebben betrekking op 3 projecten, t.w. [project 1], [project 2] en [project 3]. [Project 1] is goed verlopen en ter zake heeft [opdrachtgever] het verschuldigde voldaan. [Project 2], dat betrekking heeft op het zgn. Baan- branchemodel “Installatie”, is op 10 mei 1999 bedrijfsklaar opgeleverd en op 6 juli 1999 door [opdrachtgever] geaccepteerd. Ten gevolge van de uitvoering van het [project 3] heeft [opdrachtgever] geen klachten naar voren gebracht.
3.2 Ter zake van de genoemde projecten [project 2] en [project 3] heeft [opdrachtnemer] aan [opdrachtgever] de volgende facturen gezonden, waarvan specificaties zijn overgelegd. [Opdrachtgever] heeft deze facturen, waarvan zij de totalen niet bestrijdt, onbetaald gelaten. Het openstaande factuurbedrag in zake het [project 2] is als volgt samengesteld:
prod. Bedrag
1 2.538,00 Factuurnummer 41001164
2 26.978,00 Factuurnummer 40000909
3 7.279,13 Factuurnummer 40000907
5 2.397,00 Factuurnummer 40001130
6 3.877,50 Factuurnummer 40001129
7 1.692,00 Factuurnummer 40001128
10 28.041,38 Factuurnummer 42000113
11 11.523,75 Factuurnummer 11000113; NLG 2400 betreft [project 3]
12 2.115,00 Factuurnummer 11000127
14 | 16.848,00 | Factuurnummer 11000348; NLG 1200 betreft [project 3] |
17 | 1.410,00 | Factuurnummer 11000516 |
De openstaande facturen in zake het project Referentiemodel, zijn de volgende:
8 3.384,00 Factuurnummer 41001644
9 26.120,25 Factuurnummer 42000110
11 | 2.400,00 | Factuurnummer 11000113 |
14 1.200,00 Factuurnummer 11000348
15 190.367,63 Factuurnummer 11000114
16 43.533,75 Factuurnummer 11000349
19 13.395,00 Factuurnummer 11000517
20 18.682,50 Factuurnummer 11000932
21 59.220,00 Factuurnummer 110001209
22 7.050,00 Factuurnummer 110001300
Twee facturen, t.w. factuur nr. 11000113 en 11000348 hebben betrekking op zowel [project 2] als op [project 3]. Hier naast staan open factuurnummer 46000042 voor onderhoud ad NLG 41.582,43, factuurnummer 650000075 voor onderhoud ad NLG 20.344,44 en factuurnummer 110003 73 voor geleverde hardware ad NLG 81.516,31. Tenslotte betreft factuurnummer 40001164 een creditfactuur ad NLG 4.459,13. Het totaal openstaande bedrag komt deswege uit op NLG 609.036,94.
3.3 Ter zake van het uitblijven van betaling heeft [opdrachtnemer] [opdrachtgever] op 25 mei 2000 in gebreke gesteld.
3.4 [Opdrachtgever] heeft op grond van door haar gestelde toerekenbare tekortkomingen aan [opdrachtnemer] doen weten de genoemde overeenkomsten op 29 mei 2000 te ontbinden.
De vordering van [opdrachtnemer]
4.1 [Opdrachtnemer] baseert haar vorderingen op de bovenstaande ten processe vaststaande feiten en bovendien op de stelling, dat [opdrachtgever] een bedrag van NLG 608.926,84 (incl. BTW) ten onrechte onbetaald laat. Arbiters merken hierbij op, dat dit bedrag NLG 110,- lager is dan het totaalbedrag van de overgelegde facturen.
De stellingen van [opdrachtgever]
5.1 [Opdrachtgever] betwist het sub paragraaf 4 genoemde bedrag aan [opdrachtnemer] verschuldigd te zijn op grond van vernietiging van de overeenkomsten wegens dwaling omdat [opdrachtnemer] bewust een onjuiste voorstelling heeft gegeven dan wel op grond van de ontbinding van deze overeenkomsten vanwege toerekenbare tekortkomingen van [opdrachtnemer], welke als volgt zakelijk kunnen worden weergegeven.
5.1.1 Weliswaar is het acceptatieformulier met betrekking tot [project 2] op 6 juli 1999 door [opdrachtgever] getekend, maar dit houdt geen erkenning in dat de software naar behoren functioneert. Er zijn diverse problemen gerezen met betrekking tot de implementatie en op 26 juni 2000 is een lijst met cases opgemaakt, welke een groot aantal meldingen bevat. Een groot deel van deze meldingen betreft bovendien major problems.
5.1.2 Het geleverde programma bevat een groot aantal ernstige tekortkomingen, waarvan [opdrachtgever] met name noemt:
MvA. 19: de facturatie optie in Software Module Service (SMA) heeft nooit gefunctioneerd; MvA.20: bij de module Finance (debiteuren) werd een deel van de facturen niet in grootboek en debiteurenkaart verwerkt;
MvA.21: in de vaste activa module was afschrijving voor bepaalde activa in bepaalde maanden niet mogelijk;
MvA.22: het doorboeken tussen modules op project leidde tot verschillen ter grootte van NLG 80.000,-, waarvan de herkomst voor [opdrachtgever] onverklaarbaar
MvA.23: de administratie van het onderhanden werk verwees volgens [opdrachtgever] ten onrechte naar de balans in plaats van naar de Winst en Verlies rekening.
Arbiters merken op dat onderhanden werk een balansrekening betreft.
5.1.3 Bij het installeren van solutions deden zich veelvuldig problemen voor, waarvan [opdrachtgever] met name noemt problemen met betrekking tot de “[onderdeel 1]”, “[onderdeel 2]” en “[onderdeel 3]”.
5 .1.4 [Opdrachtnemer] heeft een verkeerde servicepack aan [opdrachtgever] toegezonden. De beschikbaarstelling van een specifieke servicepack voor het aan [opdrachtgever] geleverde branchemodel leidt tot een vertraging van enkele maanden.
5.2 [Opdrachtgever] stelt ten gevolge van de wanprestatie van [opdrachtnemer] schade te hebben geleden van NLG 1.646.325,-, welke bestaat uit de volgende componenten:
a. ten onrechte betaalde en ter betaling toegezonden facturen van [opdrachtnemer] ten bedrage van NLG 1.421.947,-;
b. het inhuren van externe consultants ad NLG 79.146,- (ex BTW) + NLG 17.892,- (ex BTW); c. de inzet van eigen medewerkers ad NLG 127.340,-.
5.3 [Opdrachtgever] verzoekt subsidiair voor het geval zij een bedrag aan [opdrachtnemer] verschuldigd is, dit met haar sub paragraaf 5.2 omschreven tegenvordering te verrekenen.
[Project 3]: onderhoud en hardware
6.1 Ten aanzien van [project 3] heeft [opdrachtgever] geen klachten gemeld. Het ter zake gefactureerde bedrag komt met de in rekening gebrachte onderhoudskosten en de rekening voor de geleverde hardware ad in totaal NLG 504.337,18 (incl. BTW) dan ook in beginsel voor toewijzing in aanmerking.
[Project 2]
7.1 Arbiters stellen ten aanzien van de wijze en tijdstippen waarop de in de punten 19 t/m 23 van de MvA genoemde specifieke klachten zijn gemeld, het volgende vast.
7.1.1 In haar faxbericht van 21 maart 2001 betreffende ‘Overzicht van wijze en tijdstip waarop [opdrachtgever] de punten 19 t/m 23 heeft gemeld’ geeft [opdrachtgever] aan:
Punt | Korte beschrijving | Case | Datum | Solution | Resultaat |
19 | facturatie in | 515587 | 9 maart 2000, 15.27 | 14 maart 2000, | Individual solution |
SofwareModuleservice | cannot be processed: | ||||
use patch spb40c4_4 | |||||
20 | doorboeken facturen | 520385 | 30 maart 2000, 09.53 | 30 maart 2000 | Individual solution |
cannot be processed: use | |||||
patch spb40c4_4 |
21 | deel vaste activa wordt | ~91576 | 11 januari 2000, 09.28 | 11 januari 2000 [opdrachtgever] kan |
afgeschreven | solution niet installeren | |||
~76313 1 december 1999 | cases zijn door | |||
[opdrachtnemer] | ||||
opgelost | ||||
489963 | 6 januari 2000 | idem | ||
507879 | 17 februari 2000 | idem | ||
507892 | 17 februari 2000 | idem | ||
833054 | 17 april 2000 | idem | ||
833840 | 19 april 2000 | idem | ||
838195 | 9 mei 2000 | idem | ||
528316 | 9 mei 2000 | idem | ||
528324 | 9 mei 2000 | idem | ||
23 | onderhanden werken | niet aangemeld door | ||
[opdrachtgever] |
Ten aanzien van punt 19 licht [opdrachtgever] toe in februari 2000 alsnog getracht te hebben de BSP4 (spb40c4_4) te installeren, maar ‘dat dit volgens [opdrachtnemer] niet mocht omdat dit het branchemodel en het hieraan gekoppelde maatwerk zou vernietigen’, dit zou volgens [opdrachtgever] bevestigd zijn op 16 februari in een e-mail van [X], technical consultant van [opdrachtnemer]. Daarna zijn tussen [opdrachtgever] en [opdrachtnemer] diverse gesprekken geweest met als uitkomst dat de installatie van servicepacks niet door [opdrachtgever] uitgevoerd kon worden. De uitvoering door [opdrachtnemer] zou 2,5 dag duren, gedurende deze installatie zou het systeem niet beschikbaar zijn. Ten aanzien van punt 21 is [opdrachtgever] niet verder gekomen vanwege een aantal solutions die ondanks dat ze wel aanwezig waren de status ‘not available’ bleven houden, bovendien is volgens [opdrachtgever] solution 5747 nodig en is dit een solution voor Baan V, terwijl, Baan IV werd toegepast. Ten aanzien van punt 21 valt het arbiters op dat een tweede melding (case nr. 466583, 09 november 1999) is opgenomen over de periode november 1999 (11) inhoudende dat de afschrijvingen niet plaatsvinden. Dit punt is in tegenspraak met de opmerking van [opdrachtgever] in case 491576 dat periode 11 wel volledig is berekend, tenzij case 466583 reeds door [opdrachtnemer] opgelost was.
Ten aanzien van punt 22 (doorboeken tussen modules op project) merkt [opdrachtgever] op dat JMI in 1999 veel cases heeft opgelost. Dit is opmerkelijk omdat slechts 1 case, te weten nr. 476313 (1 december 1999), in 1999 is gemeld. De overige cases zijn in 2000 gemeld. Het resultaat is dat alle cases door [opdrachtnemer] zijn opgelost.
7.1.2 In haar reactie van 3 april 2001 op het faxbericht van [opdrachtgever] d.d. 21 maart 2001 constateert [opdrachtnemer] dat de meldingen voornamelijk betrekking hebben op 2000 en niet op 1999, terwijl dit volgens [opdrachtnemer] de verwachting zou zijn gezien de bewering van [opdrachtgever] dat veel gebreken naar voren zouden zijn gekomen na de installatie op 10 mei 1999 en de acceptatie op 6 juli 1999.
Ten aanzien van punt 19 (foutmelding bij facturatie in SofwareModuleservice) voegt [opdrachtnemer] toe dat het categorie 30 betreft, d.w.z. een niet wezenlijk probleem (klant kan systeem blijven gebruiken of een omleiding is beschikbaar) en dat [opdrachtgever] de melding niet heeft heropend. Op 26 april is de melding automatisch op afgehandeld gezet door [opdrachtnemer]. Met betrekking tot de melding van [opdrachtgever] inzake ‘het vernietigen van het maatwerk’ overlegt [opdrachtnemer] de betreffende e-mail van [X]. Hieruit blijkt dat eerst een update dient plaats te vinden van BGI en SMA voordat Servicepack 4 kan worden geïnstalleerd. Van vernietiging van maatwerk is in de e-mail niet gesproken. Geconcludeerd kan worden dat inzake de klacht voor [opdrachtgever] oplossingen voor handen waren, maar dat deze niet door [opdrachtgever] zijn aangevraagd.
Ten aanzien van punt 20 (doorboeken facturen naar grootboek en debiteurenkaart ging niet goed) geeft [opdrachtnemer] aan op 30 maart 10.55 de case te hebben afgesloten. [Opdrachtnemer] stelt dat de installatie van de patch40c4_ 4 niet verwerkt kon worden, hetgeen gelegen was aan een door [opdrachtgever] uitgevoerde scan, waardoor de patch40c4_ 4 reeds gekopieerd was naar de computer, echter een installatie van de patch vereiste een totale herinstallatie van Servicepack 4. [Opdrachtnemer] bevestigt dat met [opdrachtgever] gesprekken hebben plaatsgevonden over een dergelijke installatie (was gepland op 17-18-19 april 2000, maar heeft op besluit van [opdrachtgever] niet plaatsgevonden).
Ten aanzien van punt 21 (slechts een deel van de vaste activa is afgeschreven) geeft [opdrachtnemer] aan dat dezelfde dag een solution is aangeleverd. [Opdrachtnemer] kan echter niet meer achterhalen of de stelling van [opdrachtgever] juist is. [Opdrachtnemer] constateert dat de melding niet is heropend.
Voor punt 22 (doorboeken tussen modules op project) constateert [opdrachtnemer] dat [opdrachtgever] aangeeft dat de cases door [opdrachtnemer] zijn opgelost, zodat het [opdrachtnemer] niet duidelijk is wat haar door [opdrachtgever] wordt verweten. Het punt 23 (onderhanden werk) is niet door [opdrachtgever] aangemeld bij [opdrachtnemer], zodat [opdrachtnemer] terechtstelt geen actie te hebben kunnen ondernemen.
Vastgesteld kan worden dat drie van de vijf klachten van [opdrachtgever] aanleiding geven voor nader onderzoek, te weten:
19 | facturatie in | 515587 | 9 maart 2000, 15.27 | 14 maart 2000, | Individual solution |
SofwareModuleservice | cannot be processed: | ||||
use patch spb40c4_4 | |||||
20 | doorboeken facturen | 520385 | 30 maart 2000, 09.53 | 30 maart 2000 | Individual solution |
cannot be processed: use | |||||
patch spb40c4_4 | |||||
21 | deel vaste activa wordt | ~91576 | 11 januari 2000, 09.28 | 11 januari 2000 | [opdrachtgever] kan |
afgeschreven | solution niet installeren |
Technische audit van de software
7.2.1 Op 11 mei 2001 hebben twee audits c.q. bezichtigingen door de arbiters [arbiter 2] en [arbiter 3] plaatsgevonden ten kantore van [opdrachtgever] te [plaats 1] en ten kantore van [opdrachtnemer] te [plaats 2]. [Opdrachtgever] heeft voor de audit in [plaats 1] de oorspronkelijke productieomgeving, inclusief de [opdrachtgever] data, gehanteerd als testopstelling. [Opdrachtnemer] heeft voor de audit in [plaats 2] twee testomgevingen gehanteerd, namelijk 1 met ServicePack 3 plus de destijds door [opdrachtgever] geïnstalleerde solutions en 1 testomgeving waarop Servicepack 4 is geïnstalleerd, welke beschikbaar was voor [opdrachtgever] ten tijde van de ontbinding op 15 mei 2000. Beide testomgevingen zijn echter zonder de data [opdrachtgever], maar met de dezelfde software versies en parameters van het branchemodel Installatie ten tijde van de ontbinding van het contract door [opdrachtgever]. Door arbiters is in aanwezigheid van partijen per 11 mei vastgesteld dat de resultaten, zoals gemeld door [opdrachtgever], ten aanzien van punten 19 en 20 reconstrueerbaar waren op de testomgeving van [opdrachtgever] te [plaats 1]. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de foutmelding onder punt 20 in een tweede poging gereproduceerd kon worden. Door arbiters en partijen is eveneens vastgesteld dat het reconstrueren van de foutmeldingen onder de punten 19 en 20 niet mogelijk was in de twee testomgevingen met SP3 en SP4 te [plaats 2]. Hoewel het in de lijn der verwachting lag dat de fouten zich met name in de testomgeving met SP3 zouden herhalen, bleken geen fouten te kunnen worden
gereproduceerd. Aannemelijk is derhalve dat de fouten geen onderdeel vormen van de [opdrachtnemer] software, maar wellicht veroorzaakt worden door verkeerde installatie van de servicepacks of verminkte tabellen in de database. Een door [opdrachtnemer] voorgestelde herinstallatie van de software op 17, 18 en 19 april 2000, had de daadwerkelijke oorzaak aan het licht kunnen brengen. [Opdrachtgever] heeft hiervan evenwel, ondanks het advies van [opdrachtnemer], afgezien. Tijdens de audit te [plaats 1] is door beide partijen in aanwezigheid van de arbiters vastgesteld dat punt 21 geen software-, maar een gebruikersfout betreft. De reden van het ‘soms’ niet afschrijven van activa is gelegen in een controle voorafgaande aan de maandelijkse afschrijving of de jaarlijkse afschrijvingssom niet wordt overschreden. Is een overschrijding het geval, dan wordt voor die periode niet afschreven. De oorzaak van een overschrijving ligt in de hoogte van de initiële afschrijving welke door [opdrachtgever] is ingevoerd en is bepaald voor een activum.
7.2.2 Vanuit de geldende normen in de branche ten aanzien van bedrijfskritische gebreken in software valt de irrelevantie van de klachten op, immers van de vijf door [opdrachtgever] geselecteerde en als relevant gekenmerkte klachten zijn vier klachten te classificeren t.w.: 1 niet-bedrijfskritische klacht (deze status ‘30’ van punt 19 is door [opdrachtgever] zelf aangegeven) waarvoor een alternatieve functie werd gebruikt, l’ gebruikersfout’ (punt 21), waarvoor [opdrachtgever] zelf verantwoordelijkheid draagt, 1 reeds opgeloste melding (punt 22) en 1 niet door [opdrachtgever] aan [opdrachtnemer] gemelde klacht (punt 23). De door [opdrachtgever] gesignaleerde knelpunten 19 en 20 zijn, blijkens de tests met de Servicepacks 3 of 4 te [plaats 2] op 11 mei 2001 oplosbaar door herinstallatie. Er resteert slechts 1 klacht (punt 20) waarvoor blijkens de testomgevingen van [opdrachtnemer] een oplossing voorhanden was. Op basis van de projectdocumentatie en het door beide partijen ondertekende acceptatieformulier van 6 juli 1999 is sprake van acceptatie van de software. De cases, waaronder de punten 19 t/m 23 uit de Memorie van Antwoord zijn in dit kader gemeld tijdens de onderhoudsperiode. Operationeel gebruik was derhalve mogelijk geweest, waarbij opgemerkt wordt dat ten tijde van het ontbinden van de overeenkomst de programmatuur reeds geaccepteerd was door [opdrachtgever].
7.3 Samenvattend kan worden gesteld, dat [opdrachtgever], die zelf medeverantwoordelijk is voor [project 2], ook verplicht is tot eigen inspanningen om het project te doen slagen. [Opdrachtgever] heeft evenwel te dien einde onvoldoende inspanningen gepleegd om alle aangemelde punten tot een oplossing te brengen. [Opdrachtgever] heeft overigens tijdens de onderhoudsperiode van de programmatuur besloten geen herinstallatie uit te voeren, ondanks het advies van [opdrachtnemer].
Dwaling of ontbinding
8.1 Er is niet ten processe komen vast te staan, dat [opdrachtnemer] ten onrechte bij [opdrachtgever] verwachtingen heeft gewekt met betrekking tot de door haar geleverde software of te verrichten diensten. Het welslagen van het vergelijkbare [project 1] geeft al voldoende aanleiding om te veronderstellen dat er van dwaling ter zake bij [opdrachtgever] geen sprake kan zijn. Ook van een duidelijke afwijking van de offerte d.d. 19 maart 1999 is geen sprake. Evenmin is gebleken, dat [opdrachtnemer] ondeugdelijke software heeft geleverd of is tekortgeschoten bij de uitvoering van de haar verstrekte opdrachten. Van een rechtmatige ontbinding door [opdrachtgever] – wat er zij van de wijze waarop deze is geschied – kan dan ook geen sprake zijn. Het in reconventie gevorderde schadebedrag cum annexis dient daarom te worden afgewezen. Daarnaast staat er niets meer in de weg om de conventionele vordering tot een totaal van NLG 608.926,84 (incl. BTW) aan [opdrachtnemer] toe te wijzen.
Financiële afwikkeling van het automatiseringsproject
9.1 Volgens de opgave van [opdrachtnemer], die niet is weersproken, gaat het inzake [project 3], onderhoud en hardware om facturen ten bedrage van NLG 504.337,18. Daarnaast vordert [opdrachtnemer] betaling in zake [project 2] welke wordt gesteld op NLG 104.699,76. Beide bedragen zijn voor toewijzing vatbaar.
9.2 Nu [opdrachtnemer] [opdrachtgever] op 25 mei 2000 ingebreke heeft gesteld, is de wettelijke rente over de sub paragraaf 9.1 genoemde bedragen vanaf deze datum door [opdrachtgever] verschuldigd.
Kosten
10.1 Nu [opdrachtnemer] in het gelijk wordt gesteld, dient [opdrachtgever] de proceskosten voor haar rekening te nemen, met dien verstande dat de partijen de buitengerechtelijke kosten en de registratiekosten ad EURO 300,- zelf dienen te dragen.
10.2 De kosten van deze arbitrage worden gesteld op EURO 16.775,- (ex BTW) aan honorarium voor arbiters en op EURO 4.830,- (ex BTW) aan administratiekosten, benevens EURO 600,- (ex BTW) aan registratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering. Het totaal van deze bedragen ad EURO 22.205,- (ex BTW) dient te worden overgemaakt op de rekening van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering te Wassenaar. Het bedrag dat reeds door partijen ter zake bij voornoemde Stichting in depot is gestort ad EURO 22.205,- (ex BTW) zal op de verschuldigde arbitragekosten in mindering worden gebracht.
10.3 Aangezien [opdrachtgever] de kosten van de arbitrage moet dragen, dient zij het door [opdrachtnemer] bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering gestorte voorschot ad EURO 14.430,- (ex BTW) aan [opdrachtnemer] te vergoeden.
10.4 Voorts wordt als redelijke vergoeding van de kosten van juridische bijstand van [opdrachtnemer] een bedrag vastgesteld op NLG 7.500,-, welk bedrag [opdrachtgever] tevens aan [opdrachtnemer] dient te vergoeden.
Slotsom
Gelet op het vorenstaande komen arbiters tot de volgende uitspraak
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
Zowel in conventie als in reconventie:
Veroordelen [opdrachtgever] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [opdrachtnemer] te betalen een bedrag van NLG 608.926,84 (incl. BTW) (zegge: zes honderd acht duizend en zesentwintig gulden en vierentachtig cent) met de wettelijke rente daarover van 25 mei 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordelen [opdrachtgever] tot betaling van de kosten van deze arbitrage tot en met de deponering van dit vonnis in totaal vastgesteld op EURO 16.775,- (ex BTW) aan honorarium en verschotten van arbiters en EURO 4.830,- (ex BTW) voor de administratiekosten en EURO 600,- aan registratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering. Verstaan dat deze kosten met de door partijen bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot gestorte bedragen zullen worden verrekend.
Veroordelen [opdrachtgever] aan [opdrachtnemer] te vergoeden ter zake van kosten aan juridische bijstand NLG 7.500,-.
Compenseren de overige kosten welke verband houden met deze procedure des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Wijzen af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen te ‘s-Gravenhage op 5 juni 2001.
[arbiter 1] [arbiter 2] [arbiter 3]