ARBITRAAL VONNIS
In het arbitraal geding van:
[Leverancier] B.V.
gevestigd te [Vestigingsplaats]
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, gemachtigden: mr. [A] en mr. [B], advocaten te Amsterdam
tegen
[Afnemer] B.V.
gevestigd te [Vestigingsplaats]
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigden: mr. [C] en mr. [D], advocaten te Amsterdam
hebben de arbiters:
[Arbiter 1] wonende te [Woonplaats]
[Arbiter 2] wonende te [Woonplaats]
[Arbiter 3] wonende te [Woonplaats]
het navolgende vonnis gewezen:
Zowel in conventie als in reconventie
1. Procesgang
1.1 Eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie [Leverancier] B.V. (“[Leverancier]”) heeft deze arbitrage bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering bij Inleidend Verzoek van 1 februari 2022 aangemeld. Verweerster in conventie, tevens eiseres in reconventie [Afnemer] B.V. (“[Afnemer]”) heeft hierop een Kort Antwoord van 11 februari 2022 ingediend.
1.2 Naar aanleiding van het Inleidend Verzoek en het Kort Antwoord heeft het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering [Arbiter 1]. Arbiter 2] en [Arbiter 3] als arbiter benoemd, die elk hun benoeming schriftelijk hebben aanvaard.
1.3 [Leverancier] heeft bij schrijven van 11 april 2022 een memorie van eis ingediend, waarbij zij zeventien producties (bijlagen), genummerd 1 tot en met 17, heeft overgelegd. [Leverancier] heeft daarbij – zakelijk weergegeven – het scheidsgerecht verzocht om bij arbitraal vonnis [Afnemer] te veroordelen:
- 1. om aan [Leverancier] te voldoen het bedrag van € 54.704,10 incl. BTW, althans een bedrag dat het scheidsgerecht naar billijkheid meent te kunnen toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2021, althans vanaf de datum van het Inleidend Verzoek tot aan de dag van algehele betaling;
- 2. om aan [Leverancier] te voldoen de volledige kosten van juridische bijstand, van welke kosten in de loop van de procedure door [Leverancier] opgave zal worden gedaan;
met veroordeling van [Afnemer] in de kosten van de arbitrage als bedoeld in artikel 35 van het Arbitragereglement van de SGOA.
1.4 [Afnemer] heeft bij schrijven van 22 juni 2022 een memorie van antwoord, tevens inhoudende een memorie van eis in reconventie ingediend, waarbij zij twaalf producties, genummerd 1 tot en met 12 heeft overgelegd. [Afnemer] heeft daarin de stellingen van [Leverancier] in conventie gemotiveerd bestreden en heeft – zakelijk weergegeven – het scheidsgerecht verzocht in conventie bij arbitraal vonnis:
- 1. voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [Leverancier] in haar vordering(en) jegens [Afnemer] niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar vorderingen af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen;
- 2. [Leverancier] te veroordelen in de kosten van het geding.
In reconventie heeft [Afnemer] – zakelijk weergegeven – het scheidsgerecht verzocht:
- 1. om bij arbitraal vonnis [Leverancier] te veroordelen om aan [Afnemer] te voldoen een bedrag van € 66.834,00 ten titel van schadevergoeding, althans een bedrag dat het scheidsgerecht naar billijkheid meent te kunnen toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 september 2021, althans vanaf de datum van haar Inleidend verzoek tot aan de dag van algehele betaling.
1.5 [Leverancier] heeft bij schrijven van een memorie van antwoord d.d. 22 juni 2022 inzake de reconventionele vordering ingediend. Tevens zijn daarbij drie aanvullende producties, genummerd 18 t/m 20 door [Leverancier] overgelegd. [Leverancier] heeft daarbij de stellingen in reconventie van [Afnemer] gemotiveerd bestreden en zij heeft het scheidsgerecht verzocht om [Afnemer] niet-ontvankelijk te verklaren in haar reconventionele vordering dan wel de eis in reconventie af te wijzen, met veroordeling van [Afnemer] in de kosten van de arbitrage in reconventie, waaronder de volledige kosten van juridische bijstand, conform opgave € 30.071,54 (waarbij kosten van de ter zitting aanwezige tweede advocaat aan de zijde van [Leverancier] niet in rekening zijn gebracht).
1.6 Op 6 juli 2022 heeft bij [Advocatenkantoor], [Vestigingsplaats], een mondelinge behandeling plaats gevonden, waarbij voor [Leverancier] aanwezig waren haar gemachtigden mr. [A] en mr. [B], advocaten te Amsterdam, [de heer E], voorzitter Stichting Administratiekantoor [Leverancier], welke stichting enig bestuurder is van [Leverancier] B.V. en [de heer F], partner bij [Leverancier]. [Afnemer] was vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. [G], advocaat te Amsterdam, [de heer H], (mede-) directeur van [Afnemer], [de heer I], ten tijde van de migratie IT-ondersteuner, thans facilitair manager en [mevrouw J], controller. Van het scheidsgerecht waren [Arbiter 2] en [Arbiter 3] aanwezig en [Arbiter 1] via videoverbinding.
1.7 Partijen hebben in deze zitting het woord gevoerd en hun vorderingen en weren nader toegelicht. De gemachtigden van elk der partijen hebben bij die gelegenheid tevens spreekaantekeningen overgelegd. Tevens hebben beide partijen ter mondelinge behandeling vragen van de arbiters beantwoord.
2. Bevoegdheid arbiters
2.1 Tussen partijen is op 27 april 2020 een ten processe overgelegde overeenkomst gesloten die, naar tussen partijen in confesso is, beheerst wordt door de algemene voorwaarden van Nederland ICT gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 30174840. De toepasselijke algemene voorwaarden zijn door [Leverancier] zowel bij haar inleidend verzoek alsook bij memorie van eis als productie (productie 2 ICT Office Module Algemeen en 3 ICT Office Module 9 Advisering, consultancy en projectmanagement) in het geding gebracht.
2.2 Beide partijen hebben ter zitting van 6 juli 2022 op een vraag van de voorzitter van het scheidsgerecht nogmaals bevestigd en erkend dat de overeenkomst tussen partijen beheerst wordt door deze algemene voorwaarden.
2.3 Artikel 16.2 van deze algemene voorwaarden bevat het navolgende arbitraal beding:
Geschillen welke tussen leverancier en cliënt mochten ontstaan naar aanleiding van een tussen leverancier en cliënt gesloten overeenkomst dan wel naar aanleiding van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg zijn, worden beslecht door middel van arbitrage overeenkomstig het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering, statutair gevestigd te Den Haag, één en ander onverminderd het recht van elk der partijen een voorziening in arbitraal kort geding te vragen en onverminderd het recht van elk der partijen tot het treffen van conservatoire rechtsmaatregelen (zie www.sgoa.org).
2.4 Op grond van het tussen partijen onweersproken overeengekomen arbitraal beding als bedoeld in artikel 16.2 van de toepasselijke algemene
voorwaarden, de onweersproken beslissing van partijen om niet eerst een ICT-Mediation te voeren conform art. 16.4 van voornoemde voorwaarden, het feit dat de arbiters zijn benoemd overeenkomstig het Arbitragereglement 2021 van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering en het feit dat ook overigens geen der partijen een tot onbevoegdheid strekkend verweer ten processe heeft opgeworpen, achten arbiters zich bevoegd een oordeel te geven en een beslissing te nemen over alle in conventie en reconventie in deze procedure neergelegde vorderingen en verzoeken.
2.5 De tussen partijen overeengekomen plaats van arbitrage is conform het toepasselijk arbitragereglement 2021van de SGOA: Amsterdam.
3. Vaststaande feiten
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken c.q. op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties staat tussen partijen in deze arbitrale procedure het volgende vast.
3.2 [Leverancier] is een bedrijf dat middelgrote bedrijven en publieke organisaties assisteert bij ICT-verandervraagstukken. Dit doet zij voornamelijk door middel van detachering.
3.3 [Afnemer] is een IT-onderneming die software ontwikkelt en automatiseringsdiensten levert aan de schoonmaak- en flexbranche. Met de [Afnemer] software/dienstverlening kunnen klanten hun urenregistratie, verloning, boekhouding en facturatie afhandelen.
3.4 [Afnemer] heeft door aanvaarding van een offerte op 27 april 2020 opdracht gegeven aan [Leverancier] tot de invulling van een interim IT-managementrol bestaande uit (onder meer) advies- en coördinatiewerkzaamheden en projectmanagement ten behoeve van de migratie van de hosting van klanten en eigen kantoorautomatisering van [Afnemer] naar Azure resp. Office 365/Azure (“de Overeenkomst”).
3.5 De Overeenkomst bevat onder meer een beschrijving van de taken (art. 4), de bepaling dat de activiteiten zullen worden gecoördineerd door [De heer F] in de rol van interim IT-manager (art. 5), bepalingen over inzet en (beoogde) planning (art. 5 en 6), financiële bepalingen (art. 7) en leveringsvoorwaarden (art. 8).
3.6 [De heer F] was een bekende van [Afnemer]: hij had eerder samengewerkt met de CEO van [Afnemer], [de heer H]. [Afnemer] heeft hem aangezocht voor het vervullen van de rol van interim IT-manager.
3.7 De beoogde doorlooptijd zoals geschetst in de Overeenkomst bedroeg de periode van 1 april t/m eind september 2020. Het hierop gebaseerde geprognotiseerde honorarium bedroeg € 37.440, exclusief BTW en inclusief reis- en verblijfkosten.
3.8 Alle werkzaamheden die zijn verricht door [Leverancier] tot aan maart 2021 zijn gefactureerd en door [Afnemer] betaald, in totaal € 46.536,60 incl. BTW.
3.9 Nadat leverancier [Toeleverancier] als implementatiepartner was geselecteerd, heeft de migratie gefaseerd plaatsgevonden. Bij de migratie van de complexere, grote [SOFTWARE PROGRAMMA]-gebruikers – tussen partijen de L/XL [Software programma]-gebruikers genoemd – traden complicaties op. Tijdens deze fase viel ook een medewerker van [Afnemer] uit die verantwoordelijk was voor de operationele kant van de migratie, [de heer I]. Partijen verschillen van mening over de oorzaak van de complexiteit in deze fase en de rol van [de heer F] daarin.
3.10 [de heer F] vervulde zijn taken in afstemming met een stuurgroep. Daarin hadden zitting: de CCO van de nieuwe IT-leverancier [Toeleverancier], de projectmanager van [Toeleverancier], de heer F en de heer H.
3.11 Op 25 augustus 2021 zijn de laatste L/XL [Software programma]-gebruikers gemigreerd. Op 27 augustus 2021 heeft [Afnemer] in een gesprek met [de heer F] de opdracht aan [Leverancier] beëindigd. Het project van migratie is in de periode daarna afgerond zonder verdere betrokkenheid van [Leverancier].
3.12 Bij e-mail van 9 september 2021 heeft [Afnemer] [Leverancier] aansprakelijk gesteld voor geleden schade. [Leverancier] heeft de gewerkte uren van maart 2021 tot en met augustus 2021, ten bedrage van € 54.704,10 (incl. BTW en kosten), gedeclareerd bij factuur van 17 september 2021. De betaaltermijn voor deze facturen bedraagt conform art. 7 van de Overeenkomst 30 dagen vanaf factuurdatum. Deze factuur is ondanks herhaalde sommatie onbetaald gebleven.
3.13 Over de uitvoering van de Overeenkomst en daarmee de verschuldigdheid van voornoemd gefactureerde bedrag is tussen partijen een geschil ontstaan, over de inhoud en de gegrondheid waarvan partijen van mening verschillen.
4. Bespreking van de eisen en weren in conventie
4.1 Ter ondersteuning van haar verzoeken c.q. vorderingen in conventie in deze arbitrale procedure heeft [Leverancier] diverse gronden aangedragen, die [Afnemer] gemotiveerd heeft betwist. In dit onderdeel 4 van dit vonnis worden de argumenten en contra-argumenten m.b.t. de vordering in conventie en de daartegen aangedragen weren besproken.
Inhoud van de Overeenkomst
4.2 [Leverancier] voert aan:
- a) Dat tussen partijen geen vast bedrag is overeengekomen. De Overeenkomst bevat een urenbegroting, die echter indicatief is;
- b) Doorlooptijden en termijnen zijn inschattingen. [Leverancier] verwijst daartoe ook naar art. 10 Module Algemeen, waarvan de strekking is dat termijnen streeftermijnen zijn, tenzij dit anders is overeengekomen;
- c) De Overeenkomst beschrijft inspanningsverbintenissen en geen resultaatsverplichtingen, waartoe ook wordt verwezen naar art. 2.1 Module 9.
4.3 [Afnemer] betwist deze kwalificaties niet als zodanig. Het verweer van [Afnemer] spitst zich toe op de positie dat [Leverancier] niet op adequate wijze invulling heeft gegeven aan de opdracht.
4.4 Het scheidsgericht stelt vast:
- a) De Overeenkomst bevat geen vaste prijs. Art. 7 (Financiële bepalingen) bepaalt: “De aangegeven urenbegroting is indicatief.” Dat betekent dat overschrijding van de initiële kostenprognose, zoals weergegeven in art. 7 Overeenkomst, niet als zodanig een tekortkoming oplevert in de nakoming van de Overeenkomst.
- b) Doorlooptijden en termijnen zijn inschattingen, geen vaste termijnen. Art. 6 (Planning) is indicatief van aard: “Afhankelijk van de beschikbaarheid van de directie, beheerder, directie en [IT Servicekantoor] en overige leveranciers is de verwachting dat de doorlooptijd om de resultaten op te leveren 6 maanden is. De doorlooptijd voor de migratie is ingeschat op ca. 14 weken. Dit dient verder te worden gedetailleerd. Daarmee zou de oplevering eind september 2020 kunnen worden afgerond.” Deze indicatieve aard van planning betekent dat overschrijding van de oorspronkelijke planning niet als zodanig een tekortkoming oplevert in de nakoming van de Overeenkomst.
- c) De taken zoals die in deze Overeenkomst zijn geformuleerd, zijn volgens art. 4 de volgende:
- 1. Dagdagelijkse aansturing IT-beheerders […] en verbeteren kwaliteit IT-beheer.
- 2. Contract- en servicemanagement richting [IT Servicekantoor].
- 3. Inventarisatie huidige situatie kantoorautomatisering/hosting-oplossingen, doelstellingen en definiëren gewenste situatie voor offerte aanvraag.
- 4. Leveranciers(voor)selectie door marktconsultatie, offerte-aanvraag en contractering.
- 5. Project management migratie van hosting naar Azure.
- 6. Project management migratie van eigen kantoorautomatisering naar O365/Azure.
In art. 5 staat onder meer:
“De voorgestelde activiteiten worden gecoördineerd door [de heer F] in de rol van interim IT-manager. [De heer F] [zal] zowel technisch als beleidsmatig acteren als de sparringpartner voor de IT-beheerders, de leverancier [IT Servicekantoor] en de directie.”
4.5 Daarmee concludeert het scheidsgerecht dat de taakomschrijving, gelezen in samenhang met art. 5, de indicatieve planning en kostenbegroting en overige bepalingen van de Overeenkomst en mede in acht genomen art. 10 Module Algemeen en art. 2.1 Module 9, geen verbintenis inhoudt tot het behalen van een specifiek resultaat, in het bijzonder tot het bereiken van het met het project beoogde resultaat binnen een vastgestelde planning en/of vast budget. De verplichtingen uit de Overeenkomst moeten dus worden aangemerkt als inspanningsverplichtingen en het enkele feit dat de projectresultaten niet conform de verwachtingen van [Afnemer] waren, levert geen tekortkoming op in de nakoming van de Overeenkomst.
Invulling van verplichtingen uit de Overeenkomst
4.6 [Leverancier] stelt dat de overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en de werkzaamheden zijn gefactureerd conform het in de Overeenkomst overeengekomen uurtarief, waarmee de betalingsplicht van [Afnemer] gegeven is.
4.7 Over de uitvoering van de werkzaamheden uit de Overeenkomst voert [Leverancier] met name aan:
- – dat de stuurgroep (en niet [de heer F]) heeft besloten het lopende contract met [IT Servicekantoor] door [Afnemer] op te laten zeggen per 1 september 2021 (waardoor de migratie in de knel raakte toen deze vertraging opliep);
- – dat bij de migratie met de complexere L/XL [Software programma]-gebruikers complicaties optraden, deels door de lange synchronisatie bij de email migratie door [Toeleverancier], deels door uitval van [de heer I] op 17 juli 2021, manager ICT-services bij [Afnemer];
- – dat [Afnemer] [de heer F] heeft verzocht om vanaf 21 mei 2021 de operationele coördinatie van de migratie van [de heer I] over te nemen, wat tot extra operationele werkzaamheden heeft geleid;
- – dat [de heer F] vanwege voornoemde synchronisatieproblemen en de uitval van [de heer I] tijdig heeft gewaarschuwd dat 1 september niet meer haalbaar was.
4.8 [Afnemer] betwist niet dat [de heer F] extra uren heeft gemaakt, maar meent dat door slecht projectmanagement veel onnodige uren zijn gemaakt, zowel door [de heer F] als door andere betrokkenen bij het project. [Afnemer] verwijt [Leverancier] dat [de heer F] als projectmanager tekortgeschoten is en dat hij zijn uurtarief niet heeft waargemaakt. [Afnemer] vindt dat zij teveel heeft betaald en dat zij als gevolg van de tekortkoming van [de heer F] schade heeft geleden. De kern van het verweer van [Afnemer] is dat van [Leverancier] mocht worden verwacht dat deze – middels de inzet van [de heer F] – zou handelen zoals het van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht en dat aan dit criterium niet is voldaan. Meer in het bijzonder verwijt [Afnemer] [Leverancier] dat [de heer F] met zijn ervaring een realistische planning had moeten maken en ondanks geuite zorgen steeds aan de planning heeft vastgehouden. [Afnemer] meent dat [de heer F] veel eerder dan pas op 22 juli 2021 aan de bel had moeten trekken opdat [Afnemer] eerder had kunnen ingrijpen. [Afnemer] acht het niet redelijk dat zij alle uren van [de heer F] zou moeten vergoeden, te meer nu hij zelf, stelt [Afnemer], ook heeft toegegeven dat het niet helemaal zo gelopen is als had gemoeten. [Afnemer] meent dat [Leverancier] ten onrechte beweert dat het wegvallen van de medewerker van [Afnemer] de oorzaak zou zijn van de vertraging – dit zou enkel aan slecht projectmanagement van [de heer F] te wijten zijn. [Afnemer] stelt dat de heer F de situatie en complexiteit van het project heeft onderschat, (ii) onvoldoende kennis heeft gehad om een realistische planning te maken; (iii) een niet-realistisch tijdspad voor de migratie heeft uitgestippeld en daaraan heeft vastgehouden; (iv) niet voldoende focus op het project heeft gehad om het te monitoren en (v) niet tijdig heeft geschakeld toen hij in de gaten kreeg dat de planning niet werd gehaald.
4.9 Met [Afnemer] oordeelt het scheidsgerecht dat de vraag moet worden beantwoord of [Leverancier], middels het handelen van [de heer F], heeft gehandeld zoals het van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden.
4.10 De verwachtingen die [Afnemer] mocht hebben, worden ingevuld door de Overeenkomst. [Afnemer] mocht uitgaan van een inzet van 1 à 1,5 dag per week, waarbij de interim IT-manager als sparringpartner van de directie van [Afnemer] zou fungeren en die de activiteiten zou uitoefenen als in de Overeenkomst omschreven. Deze inspanningsplicht die [Leverancier] was aangegaan op grond van de Overeenkomst, houdt aldus geen verantwoordelijkheid of eindverantwoordelijkheid in voor het welslagen van de migratie.
4.11 ln de Overeenkomst is ten aanzien van de initieel geschatte doorlooptijd de afhankelijkheid van anderen benoemd, onder andere van [Afnemer], de latende leverancier [IT Servicekantoor] en overige leveranciers. [Leverancier] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het wegvallen van de [Afnemer] IT-medewerker die noodzakelijke IT-domeinkennis bezat en bij het hele project nauw was betrokken, [de heer I], een vertragend en kostenopdrijvend effect heeft gehad, een belangrijke factor was waardoor de planning van 1 september 2021 in juli 2021 in het gedrang kwam. Ook is gebleken dat zich aan de zijde van de nieuwe leverancier [Toeleverancier] uitdagingen hebben voorgedaan, die overigens buiten deze procedure zijn gehouden.
4.12 Als verlener van automatiseringsdiensten, kent [Afnemer] de uitdagingen die zich kunnen voordoen bij de uitvoering van een IT-project. [Afnemer] had daarmee de kennis om bij te sturen op verschillende momenten. [Afnemer] had ook de mogelijkheid daartoe en heeft daarvan gebruik gemaakt. Het scheidsgerecht stelt vast dat [Afnemer] een sturende invloed heeft gehad – door de rol in de stuurgroep en beslissingen waarbij [Afnemer] zelf de knoop heeft doorgehakt – die van cruciale betekenis zijn geweest voor het project. In het bijzonder kunnen worden genoemd (i) de beslissing van [Afnemer] om de latende leverancier [IT Servicekantoor] op te zeggen tegen 1 september 2021 en (ii) de beslissing om, ondanks de problemen die zich voordeden met de migratie van de L/XL gebruikers en de waarschuwing die is afgegeven door zowel [Leverancier] als de nieuwe leverancier [Toeleverancier], toch alles op alles te zetten om 1 september 2021 te halen. Met de eerste beslissing heeft [Afnemer] een risico genomen in de wetenschap dat zich in de laatste fase tegenvallers kunnen voordoen. Toen de onverhoopte vertraging zich voordeed, heeft [Afnemer] ervoor gekozen alles op alles te zetten om toch de datum van 1 september te halen en daaraan prioriteit te geven. Aan [Leverancier] is op dat moment niet verzocht een nieuwe planning en kostenbegroting te maken. Dat er toen additionele kosten zijn gemaakt en werkzaamheden zijn verricht die mogelijk op een ander moment wellicht door [Afnemer] zelf hadden kunnen worden verricht, valt [Leverancier] niet aan te rekenen.
4.13 [Afnemer] heeft onvoldoende gesteld en bewezen, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [Leverancier] en mede in aanmerking genomen de rollen en verantwoordelijkheden van de stuurgroep, [Afnemer], de latende leverancier [IT Servicekantoor] en de nieuwe leverancier [Toeleverancier], dat [Leverancier] zich onvoldoende zou hebben ingespannen om een bijdrage te leveren om het project tot een goed einde te brengen door tekort te schieten in de uitvoering van haar inspanningsverplichtingen ter zake de in Overeenkomst omschreven werkzaamheden.
4.14 [Afnemer] heeft aangegeven dat [de heer F] ten onrechte te lang heeft vastgehouden aan de haalbaarheid van de planning. In april en mei 2021 heeft [de heer F] aangegeven te denken dat een realisatie per 1 augustus 2021 haalbaar zou zijn. Concrete indicaties dat de planning toen al niet haalbaar was, zijn door [Afnemer] onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.15 Uit het dossier blijkt dat [Afnemer] [de heer F] op enkele momenten heeft aangesproken, bijvoorbeeld op een kostenberekening of op zijn aanwezigheid. Deze signalen zijn naar het oordeel van het scheidsgerecht echter niet van zodanige aard dat dit de conclusie kan dragen dat hij niet heeft gehandeld zoals het van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden.
4.16 Had [Afnemer] zodanige twijfels gehad over de inzet en de bekwaamheid van de IT-manager – die zij zelf op de persoon heeft gekozen op basis van eerdere ervaring – dan had het op de weg van [Afnemer] gelegen om in te grijpen. [Afnemer] had daarnaast ook eerder al nadere afspraken kunnen maken over de inzet of de betaling van uren van [Leverancier], maar heeft verkozen dat niet te doen.
4.17 Aldus komt het scheidsgerecht tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat [Leverancier], door de inzet van [de heer F] of door de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan zijn werkzaamheden, is tekortgekomen in de nakoming van de verplichtingen uit de Overeenkomst, inclusief zijn zorgplicht als opdrachtnemer.
4.18 Daarmee komt de vordering tot betaling factuur van [Leverancier] voor gemaakte uren van [de heer F] in de periode van maart 2021 tot en met augustus 2021 voor toewijzing in aanmerking. Het scheidsgerecht ziet op grond van de processtukken en het ter zitting aangevoerde ook geen aanleiding tot matiging.
5. Bespreking van de eisen en weren in reconventie
5.1 Ter ondersteuning van haar verzoeken c.q. vorderingen in reconventie in deze arbitrale procedure heeft [Afnemer] diverse gronden aangedragen, die [Leverancier] gemotiveerd heeft bestreden. In dit onderdeel 5 van dit vonnis worden de argumenten en contra-argumenten m.b.t. de verzoeken en vorderingen in reconventie en de daartegen aangedragen weren besproken.
5.2 De vordering in reconventie betreft de volgende extra kosten voor het Azure project:
a) Verlenging [IT Servicekantoor] overeenkomst € 27.000
b) Verlenging Back-up overeenkomst € 2.035
c) Advocaatkosten € 6.819
d) Inhuur [de heer K] € 22.080
e) Extra support [Toeleverancier] € 3.900
f) Scaling € 5.000
In totaal € 66.834,00
5.3 [Afnemer] merkt op dat de totale schade hoger is en rond € 200.000 bedraagt, wat diverse schadeclaims van klanten omvat die [Afnemer] heeft moeten compenseren en uitgestelde implementaties van nieuwe klanten, alsook overwerk van personeel van [Afnemer]. Aangezien dit niet ter betaling is gevorderd, gaat het scheidsgerecht op dit meerdere niet in.
5.4 De arbiters oordelen over de reconventionele vordering als volgt.
5.5 [Afnemer] heeft haar vordering in reconventie gestoeld op de stelling dat de voornoemde kosten zien op schade die [Afnemer] heeft geleden doordat [Leverancier] de verleende opdracht niet naar behoren heeft vervuld, in het bijzonder dat de door [Leverancier] ter beschikking gestelde interim manager niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. Nu het scheidsgerecht tot een ander oordeel is gekomen betreffende de invulling van de opdracht en [Afnemer] geen andere, aanvullende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de gevorderde kosten desalniettemin ten laste van [Leverancier] zouden moeten komen, is er geen grond voor toewijzing van de vordering in reconventie. De kostenposten en de vraag of ieder daarvan als schade dient te worden gekwalificeerd die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen, behoeft daarmee geen behandeling.
5.6 De hoofdvordering in reconventie komt aldus niet voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde rentevergoeding deelt daarmee automatisch dat lot.
5.7 Daarmee worden de vorderingen van [Afnemer] in reconventie afgewezen als zijnde ongegrond en onbewezen.
6. Wettelijke rente in conventie
6.1 Het scheidsgerecht acht termen aanwezig om [Afnemer] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente voor handelstransacties over het saldobedrag van de hoofdvordering van € 54.704,10 (incl. BTW) met ingang van 1 februari 2022, de datum van het Inleidend Verzoek. De primair gevorderde datum van 2 oktober 2021 acht het scheidsgerecht niet passend nu deze datum ligt binnen de tussen partijen overeengekomen betaaltermijn van facturen van 30 dagen (art. 7 Overeenkomst).
7. Kosten procedure en kosten rechtsbijstand
7.1 Omdat [Leverancier] ten aanzien van haar hoofdvordering in conventie
Geheel in het gelijk is gesteld en [Afnemer] met betrekking tot haar hoofdvordering in reconventie volledig in het ongelijk is gesteld, acht het scheidsgerecht het redelijk en billijk dat [Afnemer] de kosten van rechtsbijstand van [Leverancier] zal dragen, evenals de kosten van deze procedure. In het dictum van dit vonnis zal dienovereenkomstig worden beslist.
7.2 Het scheidsgerecht acht het door [Afnemer] gevoerde verweer onvoldoende om vergoeding van deze kosten niet toe te wijzen. Uit het oordeel van het scheidsgerecht betreffende de hoofdvordering blijkt dat de procedure door [Leverancier] niet onnodig is geïnitieerd, zoals [Afnemer] heeft gesteld. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten geen redelijke vergoeding zouden inhouden in de zin van art. 40 van het Arbitragereglement. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de uren voor aanwezigheid van een tweede advocaat op de zittingsdag door [Leverancier] niet in aanmerking zijn genomen.
7.3 Het totaal van de kosten van deze procedure is verschuldigd aan de SGOA. De totale kosten van arbitrage zijn € [bedrag] (excl. BTW).
Partijen hebben reeds de volgende kosten voldaan aan de SGOA:
[Leverancier]:
Administratiekosten: € [bedrag]
Depot Honorarium arbiters: € [bedrag]
Depot onkosten/verschotten: € [bedrag]
Totaal: € [bedrag]
[Afnemer]
Administratiekosten: € [bedrag]
In het dictum van dit vonnis zal dienovereenkomstig worden beslist.
8. Overweging
8.1 Al hetgeen partijen in deze procedure meer of anders naar voren hebben gebracht geeft het scheidsgerecht geen aanleiding anders te beslissen dan hierna wordt gedaan.
9. Slotsom
Gelet op het vorenstaande komen arbiters tot de volgende uitspraak
RECHTDOENDE ALS GOEDE PERSONEN NAAR BILLIJKHEID:
Zo in conventie als in reconventie:
Veroordelen [Afnemer] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Leverancier] te betalen een bedrag van € 84.775,64 (zegge: vierentachtigduizend zevenhonderdvijfenzeventig euro en vierenzestig cent), zijnde € 54.704,10 (incl. BTW) vanwege de hoofdvordering en € 30.071,54 (incl. BTW) wegens vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
Veroordelen [Afnemer] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Leverancier] over de voornoemde hoofdvordering van € 54.704,10 (incl. BTW) de wettelijke rente te betalen, te berekenen van 1 februari 2022 de datum van het Inleidend Verzoek, tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt [Afnemer] in de kosten van deze arbitrage, vastgesteld op € [bedrag] (excl. BTW) aan honorarium en onkosten en overige verschotten van arbiters en [bedrag] (excl. BTW) voor de administratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering.
Het totaal van de kosten van deze arbitrage is verschuldigd aan de SGOA;
Verstaan dat deze kosten met de door partijen bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot gestorte bedragen zullen worden verrekend, hetgeen betekent dat [Afnemer] ter zake nog € [bedrag] (excl. BTW) aan [Leverancier] dient te vergoeden; het batige saldo van de in depot gestorte bedragen aan honorarium van arbiters en/of depot onkosten en overige verschotten bedraagt € [bedrag] (excl. BTW) en zal aan [Leverancier] worden terugbetaald door de SGOA;
Compenseren de overige kosten welke verband houden met deze procedure des dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Wijzen af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen op 10 oktober 2022 te Amsterdam
Arbiter 1 Arbiter 2 Arbiter 3