ARBITRAAL VONNIS

in de zaak van:

[leverancier], handelend onder de naam [leverancier], gevestigd te [plaats],

eiser in conventie, verweerder in reconventie, gemachtigde [gemachtigde leverancier],

tegen

1. de vennootschap onder firma [klant];

2. [A];

3. [B]

handelend onder de naam [klant], gevestigd te [plaats], verweerders in conventie, eiseressen in reconventie, gemachtigde [gemachtigde klant],

heeft de arbiter,

[arbiter] het volgende arbitraal vonnis gewezen.

De procedure

1.1 Eiseres in conventie, verweerder in reconventie (hierna te noemen [leverancier]) heeft op 12 maart 2009 in overeenstemming met artikel 6.1 van het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen het “Arbitragereglement”) een inleidend verzoekschrift aan het Bureau van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (hierna te noemen de “SGOA”) gestuurd. Het Bureau van de SGOA heeft verweerders in conventie en eisers in reconventie (hierna te noemen [klant]) hiervan op de hoogte gesteld, waarna [klant] op 19 maart 2009 een kort verweerschrift heeft ingediend.

1.2. Op 24 maart 2009 heeft het bestuur van de SGOA met inachtneming van de wensen van partijen in overeenstemming met artikel 10 juncto 12 van het Arbitragereglement [arbiter], wonende te [woonplaats], als arbiter in dit geschil aangesteld.

1.3. Vervolgens heeft [leverancier] op 27 mei 2009 een memorie van eis genomen en bij die gelegenheid producties overgelegd. [Klant] heeft vervolgens op 23 juni 2009 een memorie van antwoord tevens houdende een tegenvordering genomen en daarbij producties overgelegd. [Leverancier] heeft daaropvolgend op 17 juli 2009 een memorie van antwoord in reconventie genomen en nog enkele aanvullende producties overgelegd.

1.4. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 oktober 2009 te Amsterdam.

De bevoegdheid van de arbiter

2.1. Het Scheidsgerecht is van mening dat het correct is aangesteld.

2.2. Nu de arbiter in overeenstemming met het Arbitragereglement is benoemd, is hij bevoegd in dit geschil de partijen bindende beslissingen te nemen.

De feiten

3.1. [Klant] is opdrachtnemer van interieurdesign en levert onder meer op maat gemaakte raam- en vloerbedekking. [Klant] heeft besloten haar orderprocessen te automatiseren en heeft daartoe contact opgenomen met software ontwikkelaar [leverancier]. [Klant] heeft tijdens de eerste contacten aangegeven geen kennis of ervaring te hebben met automatisering. [Leverancier] heeft op 31 augustus 2008 een offerte opgesteld voor het opleveren van een geautomatiseerd orderverwerkingssysteem. De offerte bevat een inschatting van het aantal te besteden uren, een uitgebreid draaiboek en een stroomschema waarin de verschillende modules van het automatiseringsproces worden beschreven. De hiermee gemoeide werkzaamheden zijn door [leverancier] aan [klant] in rekening gebracht op 31 augustus 2008.

3.2. Op 22 september 2008 heeft [leverancier] aan [klant] als overeenkomst een opdrachtbevestiging verzonden met daarbij gevoegd de algemene voorwaarden van FENIT, die op deze overeenkomst van toepassing zijn verklaard. Deze opdrachtbevestiging vermeldt 31 december 2008 als streefdatum voor de oplevering van het systeem. Deze opdrachtbevestiging is door beide partijen ondertekend.

3.3. [Klant] heeft na het tekenen van de opdrachtbevestiging van [leverancier] vernomen dat zij nieuwe computers aan moest schaffen omdat de computers die [klant] bezat, niet zouden voldoen. Nadat deze computers waren aangeschaft heeft [leverancier] uren in rekening gebracht voor het installeren van de computers. Daarnaast heeft [leverancier] een uur gedeclareerd voor het verkennen van de mogelijkheden om subsidie te verkrijgen, terwijl achteraf bleek dat [klant] hier niet voor in aanmerking zou komen.

3.4. [Leverancier] is vervolgens aangevangen met het bouwen van het orderverwerkingssysteem. Tussen oktober en december 2008 is door [leverancier] een aantal modules van het orderverwerkingssysteem opgeleverd. Er was op dat moment nog geen sprake van een geheel werkend systeem, aangezien daarvoor alle modules zouden moeten zijn afgerond en het systeem zou moeten zijn gevuld met ordergegevens zoals opdrachtgever- en productdata.

3.5. In de maanden oktober en november 2008 heeft [leverancier] een aantal uren besteed in verband met het maken en het opleveren van de modules ‘meetbon’ en ‘relatiebeheer’. De werking van deze modules was afhankelijk van de in het systeem in te voeren ordergegevens: zonder dergelijke gegevens kon het systeem geen meetbonnen genereren.

3.6. [Klant] verwachtte dat er in oktober 2008 zou worden proefgedraaid met het systeem omdat zij meende dat dit mondeling tussen partijen was overeengekomen.

3.7. Eind december 2008 was het systeem nog niet werkend opgeleverd, mede als gevolg van het feit dat de ordergegevens niet waren ingevoerd. [Klant] zou deze gegevens handmatig invoeren. Omdat [klant] en zijn medewerkers geen tot weinig ervaring hadden met automatisering, heeft de invoer vertraging opgelopen. [Leverancier] heeft uiteindelijk artikellijsten met ordergegevens ingevoerd. Door de vertraging en doordat de opgeleverde modules niet werkten zoals [klant] voor ogen stond heeft [klant] op 20 december 2008 aangegeven dat zij geen vertrouwen meer had in het project, om welke reden zij het project wenste stop te zetten. Als reden daarvoor gaf zij op 30 december 2008 onder meer aan dat het ‘gewoon niet lekker loopt’. Ook zou [leverancier] het testprogramma van de computers van [klant] hebben verwijderd. [Leverancier] geeft op 30 december 2008 per e-mail aan dat hij graag in gesprek zou willen gaan over het besluit van [klant] om het project stop te zetten om een en ander toe te lichten, maar dat hij ieder besluit, waaronder het besluit om het project stop te zetten, zal steunen.

3.8. Op 12 januari 2009 stemde [leverancier] in met de beëindiging van het project en gaf aan een voorstel tot beëindiging te zullen doen in verband met de nog niet betaalde facturen tot en met 31 december 2008. [Leverancier] heeft een dergelijk voorstel nooit verstuurd. Op het voorstel tot afwikkeling van het project van [klant] van 29 januari 2009 heeft [leverancier] afwijzend gereageerd.

De beoordeling in conventie

4.1. [Leverancier] heeft op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst programmatuur ontwikkeld. Vast staat dat tussen oktober en december 2008 door [leverancier] een aantal modules werkend is opgeleverd. Partijen twisten over de vraag of de opgeleverde modules beantwoorden aan hetgeen eerder door [leverancier] is toegezegd. Tijdens de zitting is komen vast te staan dat de modules functioneel wel werkten, maar niet voldeden aan de verwachtingen van [klant], omdat de modules alleen materieel bruikbaar bleken als een databank met onder meer productgegevens gevuld was.

4.2. [Klant] is er niet in geslaagd te bewijzen dat zij mocht verwachten dat er een volledig werkend systeem zou worden opgeleverd voor 31 december 2008. De in de offerte aangegeven datum van 31 december 2008 is een streefdatum. Tegen eind december 2008 had [leverancier] nog maar 90 van de geoffreerde 150 uren aan het project besteed. [Klant] heeft voorts niet aangetoond dat het testprogramma door [leverancier] verwijderd is, zodat wordt aangenomen dat de door [leverancier] opgeleverde programmatuur zich nog op de computers van [klant] bevindt.

4.3. [Leverancier] vordert betaling van de openstaande facturen vermeerderd met de wettelijke rente, schadevergoeding bestaande uit de waarde van het contract minus de reeds verzonden facturen en buitengerechtelijke incassokosten met een totaal bedrag van EUR 13.445,57.

4.4. Nu [leverancier] op 12 januari 2009 heeft ingestemd met de beëindiging van het project door [klant] is geen sprake van eenzijdige beëindiging door [klant]. De voorwaarden voor beëindiging zijn niet vast komen te staan, maar doordat [leverancier] heeft ingestemd met beëindiging bestaat er geen ruimte voor de door [leverancier] gevorderde schadevergoeding van EUR 5.935,12 bestaande uit de waarde van het contract minus de reeds verzonden facturen.

4.5. [Klant] dient wel de facturen voor de daadwerkelijk door [leverancier] gewerkte uren tot en met de datum van beëindiging van de overeenkomst met wederzijdse instemming te voldoen. Het totaalbedrag van de daarop betrekking hebbende facturen tot en met december 2008 bedraagt EUR 6500,38. [Klant] dient over deze onbetaald gebleven facturen voorts de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de overeengekomen betalingstermijn van veertien dagen na factuurdatum te voldoen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van EUR 904 worden als onweersproken toegewezen.

De beoordeling in reconventie

5.1 In reconventie vordert [klant] in de eerste plaats terugbetaling van reeds betaalde facturen met een totaalbedrag van EUR 4.522 omdat [leverancier] toerekenbaar tekort zou zijn gekomen in de nakoming van de overeenkomst. Omdat [klant] er niet in geslaagd is aan te tonen dat [leverancier] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en de overeenkomst bovendien niet is ontbonden maar met wederzijds goedvinden is beëindigd, is er geen grondslag voor terugbetaling van het reeds betaalde bedrag en dient de vordering van [klant] te worden afgewezen.

5.2. Ook de vordering tot veroordeling van [leverancier] in de kosten van dit geding waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde dient te worden afgewezen, nu [klant] deze kosten niet nader heeft onderbouwd.

5.3. Ter zitting heeft [leverancier] aangegeven akkoord te gaan met een aanvullende vordering aan de zijde van [klant], welke niet in het petitum van de memorie van antwoord was opgenomen. Deze tweede vordering in reconventie strekt tot de terugbetaling van een door [klant] aan [leverancier] betaald bedrag van EUR 1.243,55 voor werkzaamheden die zijn verricht voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst en voor het verkennen van subsidiemogelijkheden. Volgens [klant] waren deze werkzaamheden niet opgenomen in de offerte en ook niet anderszins overeengekomen, zodat er sprake zou zijn van onverschuldigde betaling. De factuur over augustus 2008, waarin [leverancier] bedoelde werkzaamheden factureert is door [klant] behouden en zonder protest betaald. Voor de tijd besteed aan het verkennen van subsidiemogelijkheden geldt hetzelfde. Niet is aangetoond dat de rechtsgrond voor betaling is komen te vervallen, zodat er geen sprake is van onverschuldigde betaling. De vordering wordt derhalve afgewezen.

De kosten en kostenverdeling

6.1. De kosten van deze arbitrage bedragen EUR 4.141 (te vermeerderen met 19% BTW). Zij bestaan uit het honorarium en verschotten van de arbiter tot en met het depot van dit vonnis van EUR 2.870 (te vermeerderen met 19% BTW), de administratiekosten van de SGOA van EUR 461 (te vermeerderen met 19% BTW), en de registratiekosten van EUR 810 (te vermeerderen met 19% BTW).

6.2. Zowel [leverancier] als [klant] hebben elk reeds de administratiekosten en registratiekosten van EUR 866 (vermeerderd met 19% BTW) voldaan en een bedrag van EUR 1.537,50 (vermeerderd met 19% BTW) bij de SGOA in depot gestort voor verschotten en het honorarium van de arbiter. De sub 6.1genoemde kosten zullen met de voormelde door partijen bij de SGOA in depot gestorte bedragen worden verrekend zodat de SGOA aan [leverancier] een bedrag van EUR 102,50 (te vermeerderen met 19% BTW) zal terugbetalen en aan [klant] een bedrag van EUR 102,50 (te vermeerderen met 19% BTW) zal terugbetalen

De arbiter,

rechtdoende als goede man naar billijkheid:

1. veroordeelt [klant] om binnen zeven dagen na betekening van dit arbitraal vonnis aan [leverancier] een bedrag van EUR 6.500,38 (inclusief 19% BTW), te vermeerderen wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW vanaf 14 dagen na de respectieve factuurdata tot aan de dag der algemene voldoening te betalen;

2. veroordeelt [klant] om binnen zeven dagen na betekening van dit arbitraal vonnis aan [leverancier] EUR 904 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;

3. stelt de kosten van deze arbitrage tot en met het depot van dit vonnis vast op in totaal EUR 2.870 (te vermeerderen met 19% BTW) aan honorarium en verschotten van de arbiter en EUR 461 (te vermeerderen met 19% BTW) voor de administratiekosten, alsmede EUR 810 (te vermeerderen met 19% BTW) aan registratiekosten van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering;

4. verstaat dat iedere partij de helft van het totaal van de sub 4 genoemde kosten aan de Stichting Geschillenoplossing Automatisering dient te betalen; en

5. verstaat dat deze kosten met de door partijen bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering in depot gestorte bedragen zullen worden verrekend zodat de Stichting Geschillenoplossing Automatisering

een bedrag van EUR 102,50 (te vermeerderen met 19% BTW) zal terugbetalen aan [klant] en een bedrag van EUR 102,50 (te vermeerderen met 19% BTW) zal terugbetalen aan [leverancier].

6. Compenseert de overige kosten welke verband houden met deze procedure des dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Aldus gewezen te Amsterdam op 4 januari 2010

[arbiter]

40