ARBITRAAL VONNIS

In het arbitraal geding van:

[Leverancier]
gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

gemachtigde: [gemachtigde leverancier]

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Afnemer]
gevestigd te [vestigingsplaats], verweerster

gemachtigde: [gemachtigde afnemer]

[arbiter], wonende te [woonplaats]

heeft het volgende arbitrale vonnis gewezen.

Het scheidsgerecht

De ondergetekende, [arbiter], wonend te [woonplaats], vormt het scheidsgerecht
nadat hij daartoe door de SGOA is aangewezen en nadat hij zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard.

De partijen zijn overeengekomen het onderhavige geschil ter beslechting aan de SGOA voor te leggen. Desgevraagd hebben zij bij de mondelinge behandeling van dit geschil de bevoegdheid van de arbiter uitdrukkelijk en zonder voorbehoud erkend. Op grond van één en ander is de arbiter bevoegd kennis te nemen van de ingestelde vorderingen in dit arbitraal geding. De arbiter zal hierna in rechtsoverweging 5 zijn bevoegdheid vaststellen.

De arbiter beslist naar de regelen des rechts en met inachtneming van het arbitragereglement van de SGOA.

Verloop van de procedure

Partijen worden hierna aangeduid als [leverancier] en [afnemer].

[leverancier] heeft in de loop van de maand mei 2013 een ongedateerd Inleidend Verzoek ingediend met 26 producties. [afnemer] heeft op 27 mei 2013 per e-mail een Kort Antwoord op het verzoek van [leverancier] tot arbitrage gestuurd. [leverancier] heeft op 7 juli 2013 een Memorie van Eis met vier producties ingediend. [afnemer] heeft op 13 september 2013 gereageerd met een Memorie van Antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met

vijftien producties. [leverancier] heeft daar op 7 oktober 2013 gerespondeerd met een Memorie van Antwoord in (lees:) voorwaardelijke reconventie, met vijf producties. [gemachtigde leverancier] voornoemd heeft tenslotte namens [leverancier] een opgave van kosten van rechtsbijstand overgelegd.

De mondelinge behandeling heeft op 15 oktober 2013 te [plaats] plaatsgevonden.

[leverancier] werd ter zitting vertegenwoordigd door [gemachtigde leverancier] voornoemd, alsmede de heer [A], statutair directeur van [leverancier].

[afnemer] verscheen ter zitting vertegenwoordigd door [gemachtigde afnemer] voornoemd, alsmede de heer [B], statutair directeur. Als toehoorder was mevrouw [B] aanwezig. [leverancier] maakte geen bewaar tegen haar aanwezigheid.

[gemachtigde leverancier] heeft de tekst van zijn mondelinge toelichting overhandigd aan de arbiter en aan [gemachtigde afnemer], die géén pleitnota heeft overgelegd. Partijen hebben aan de arbiter gevraagd uitspraak te doen op de overgelegde stukken en hun uitlatingen tijdens de mondelinge behandeling.

De feiten en de stellingen van partijen waar de arbiter van uitgaat

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, of niet voldoende gemotiveerd, weersproken het navolgende vast.

[leverancier] voert een onderneming, gericht op onder meer het schrijven van software.
[leverancier] heeft met [afnemer] overeenkomsten gesloten gedateerd op 15 september 2011, 19 maart 2012 en 27 maart 2012 voor het leveren van softwareprogrammatuur van twee webwinkels, genaamd [softwareprogramma 1] en [softwareprogramma 2], alsmede voor het leveren van beheercapaciteit, het zgn. [softwareprogramma 3] (hierna: “Overeenkomsten”, tenzij die overeenkomsten individueel worden besproken). Op de Overeenkomsten tussen partijen zijn algemene leveringsvoorwaarden van toepassing verklaard. Deze bepalen onder meer dat geschillen zullen worden beslecht door arbitrage door de SGOA. Verder hebben partijen 21 maart 2011 een overeenkomst gesloten voor de levering van een veilingsite, de zgn. [site].

De onderneming van [afnemer] is gericht op onder meer de exploitatie van webwinkels en een website, respectievelijk die aan derden tegen vergoeding ter beschikking te stellen.

[afnemer] was en is niet tevreden over de werking van de software die [leverancier] heeft geleverd in het kader van de Overeenkomsten en de overeenkomst van 21 maart 2011. Overleg in der minne heeft niet tot een oplossing geleid.

Ten aanzien van hun geschil over de levering van software aangaande de veilingsite hebben partijen op 24 februari 2012 een (lees:) vaststellingsovereenkomst gesloten. [afnemer] heeft de facturen aangaande deze overeenkomst intussen voldaan. In die vaststellingsovereenkomst hebben partijen onder meer bepaald dat geschillen zullen worden opgelost door éérst mediation via de SGOA te proberen. Mocht mediation niet tot het door beiden gewenste resultaat leiden, dan is uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd. Op deze grond zal de arbiter zich onbevoegd verklaren terzake van alle geschillen, respectievelijk vorderingen, met betrekking tot de veilingsite.

[afnemer] heeft desgevraagd niet willen meewerken aan de in de vaststellingsovereenkomst van 24 februari 2012 bedoelde mediation.

De vorderingen

[leverancier] heeft bij Memorie van Eis haar eis geformuleerd. (Deze eis wijkt af van hetgeen zij bij Inleidend Verzoek had aangekondigd te zullen eisen.) [leverancier] heeft bij Memorie van Eis gevorderd, zakelijk weergegeven, bij arbitraal vonnis [afnemer] te veroordelen tot (i) betaling van € 24.077,58, inclusief omzetbelasting, wegens niet betaalde facturen ter zake van geleverde software, (ii) vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de respectieve facturen tot aan de dag van algehele betaling, (iii) betaling van de gemaakte (buiten)gerechtelijke incassokosten, begroot op € 2.2885,28, inclusief omzetbelasting, (iv) en betaling van schadevergoeding ad € 2.221,05, inclusief omzetbelasting, (v) alsmede betaling van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van [leverancier] in verband met die arbitrage, alsmede de kosten van de arbitrageprocedure. Ter motivering van haar vordering heeft [leverancier] aangevoerd, kort weergegeven, dat zij heeft geleverd hetgeen partijen zijn overeengekomen.

[afnemer] heeft geconcludeerd dat [leverancier] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen , althans dat de vorderingen aan [leverancier] dienen te worden ontzegd, en dat [leverancier] moet worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de kosten van rechtsbijstand en de kosten van arbitrage, één en ander uitvoerbaar bij voorraad. Ter motivering van haar standpunt heeft [afnemer] gesteld, kort gezegd, dat [leverancier] wanprestatie heeft geleverd en dat [afnemer] op deze grond niet gehouden is de facturen van [leverancier] te betalen. Een eventuele betalingsplicht aan de zijde van [afnemer] heeft zij mogen opschorten totdat duidelijk is welke schadevergoeding [leverancier] aan [afnemer] zou moeten voldoen. Verder heeft [afnemer] zich beroepen op haar recht op verrekening. Wettelijke rente is [afnemer] niet verschuldigd, omdat [leverancier] in verzuim is, respectievelijk omdat de rentevordering onvoldoende is gespecificeerd. Ook heeft [afnemer] aangevoerd dat zij geen betaling verschuldigd is wegens voorbereiding op mediation, omdat zij ondubbelzinnig en tijdig heeft geweigerd aan mediation mede te werken, zodat die – onvoldoende gespecificeerde – kosten onnodig en vermijdbaar zijn aangewend. [afnemer] heeft voorts gesteld dat de specificaties van de door [leverancier] overgelegde declaraties wegens rechtsbijstand terzake van buitengerechtelijk incassokosten onvoldoende zijn gespecificeerd en zijn gebaseerd op kopieën van declaraties gericht aan een partij, niet zijnde [leverancier] en die aan [afnemer] onbekend is, en verder dat buitengerechtelijke incassokosten niet verschuldigd zijn, omdat dergelijke activiteiten niet hebben plaatsgevonden. [afnemer] heeft betwist dat wettelijke rente verschuldigd is, omdat [leverancier] zèlf in verzuim is.

In reconventie heeft [afnemer] gevorderd, zakelijk weergegeven, onder de voorwaarde dat de vorderingen van [leverancier] geheel of gedeeltelijk zouden worden toegewezen, voor recht te verklaren dat [afnemer] bevoegd is haar betalingen, die in de conventionele procedure worden gevorderd, op te schorten totdat het bedrag dat [leverancier] aan [afnemer] in reconventie is verschuldigd in of buiten rechte is vastgesteld, waarna de beide vorderingen met elkaar zullen worden verrekend en slechts een (gerechtelijke) titel kan ontstaan voor hetgeen na die verrekening de ene aan de andere partij verschuldigd is. Voorts heeft [afnemer] aangevoerd, kortweg, dat [leverancier] te laat heeft geleverd met als gevolg dat [afnemer] niet tijdig aan haar beoogde afnemer heeft kunnen leveren en die afnemer vervolgens is gefailleerd waardoor [afnemer] niet is betaald en dat zij [leverancier] deswege aansprakelijk houdt. Ook heeft [afnemer] gesteld dat de veilingsite grote gebreken vertoonde

en onvoldoende heeft gefunctioneerd en dat zij [leverancier] in verband met die wanprestatie aansprakelijk houdt.

[leverancier] heeft de gegrondheid van de reconventionele vordering gemotiveerd betwist, onder meer met een beroep op haar algemene voorwaarden, die opschorting en verrekening uitsluiten. Verder heeft [leverancier] aangevoerd, kort weergegeven en zowel in conventie, als in reconventie, dat zij de software volgens het bepaalde in de Overeenkomsten heeft geleverd, dat alle levertermijnen krachtens de algemene voorwaarden indicatief zijn, dat zij niet in gebreke is gesteld ter zake van de Overeenkomsten en evenmin in dat opzicht in verzuim is, dat zij klachten uit coulance heeft verholpen. [leverancier] heeft op al deze gronden gesteld niet aansprakelijk te zijn voor de gestelde schade aan de zijde van [afnemer]. De berekende rente is volgens [leverancier] tot stand gekomen op basis van een gangbaar rekenprogramma. Haar declaraties, waarvan zij kopie heeft overgelegd, zijn opgesteld op grond van aanwijzingen van een verzekeraar die na een onderzoek naar het contractmanagement bij [leverancier] een deel van [leverancier]’s schade heeft vergoed.

Beide partijen hebben bewijs aangeboden.

De beoordeling in conventie en in reconventie

De arbiter stelt zijn bevoegdheid vast op grond van hetgeen is overwogen in rechtsoverwegingen 1.2 en 3.3. Uitsluitend ten aanzien van de vorderingen met betrekking tot van levering van software voor de twee webwinkels en de beheercapaciteit, voortvloeiend uit de Overeenkomsten, acht hij zich bevoegd. Op grond van de in rechtsoverweging 3.6 genoemde vaststellingsovereenkomst d.d. 24 februari 2012 acht hij zich onbevoegd te oordelen over het geschil over de veilingsite, omdat partijen in die vaststellingsovereenkomst ten aanzien van dat geschil arbitrage hebben uitgesloten en de burgerlijke rechter bevoegd hebben verklaard.

Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van [leverancier] van toepassing zijn op de Overeenkomsten. Artikel 3.6 van deze algemene voorwaarden bepaalt onder meer:

“The parties shall set out the date or dates on which the Supplier shall invoice the fee for the agreed services to the Client in the agreement. Amounts due shall be paid by the Client in accordance with the payment terms that have been agreed or that are stated on the invoice. (…). The Client shall not be entitled to suspend any payments or to offset any amounts due.”

Artikel 3.7 van voormelde algemene voorwaarden bepaalt:

“If the Client fails to pay the amounts due or to pay the amounts due in a timely manner, statutory commercial interest shall be payable by the Client on the outstanding amount without a demand or notice of default being required. If the Client still fails to pay the amount owed after receiving a demand or notice of default, the Supplier may refer the debt for collection, in which case the Client shall also be obliged to pay all in-court and out-of-court expenses in addition to the total amount due, including all costs charged by external experts.”

[afnemer] heeft zich beroepen op haar recht op opschorting, respectievelijk verrekening, op de grond dat [leverancier], kort gezegd, wanprestatie heeft geleverd. De arbiter wijst erop dat het recht van opschorting in artikel 6:52 e.v. Burgerlijk Wetboek, alsmede het recht van verrekening in artikel 6:127 e.v, regelend recht zijn. Partijen kunnen van regelend recht

afwijken. Dit hebben zij gedaan met de in rechtsoverweging 5.2 geciteerde algemene voorwaarden. Deze voorwaarden sluiten de bevoegdheid van [afnemer] tot opschorting of verrekening uit. Bovendien is gesteld, noch gebleken, dat [leverancier] door [afnemer] in gebreke is gesteld terzake van de Overeenkomsten, [leverancier] vervolgens in verzuim is gebracht en [afnemer] op grond daarvan de Overeenkomsten heeft ontbonden. De tussen partijen geldende Overeenkomsten zijn derhalve onverkort van kracht. De van de Overeenkomsten deel uitmakende algemene voorwaarden van [leverancier], die [afnemer]s recht van opschorting en het recht op verrekening uitsluiten, zijn om deze reden van toepassing. Uit het vorenstaande vloeit voort dat [afnemer] niet bevoegd is betalingen, die [leverancier] vordert, op te schorten of te verrekenen.

Ter vermijding van misverstand wijst de arbiter erop dat de ingebrekestelling, die [afnemer] op 12 juni 2012 aan [leverancier] heeft gestuurd, uitsluitend betrekking heeft op de overeenkomst aangaande de veilingsite. Zoals hierboven is overwogen, hebben partijen in hun vaststellingsovereenkomst van 24 februari 2012 ten aanzien van de overeenkomst aangaande de veilingsite de burgerlijke rechter bevoegd verklaard. De arbiter heeft om deze reden geen bevoegdheid een oordeel uit te spreken over de gegrondheid van enige vordering die [afnemer] in verband met die overeenkomst pretendeert.

Het door [leverancier] in algemene termen aangeboden bewijs is onvoldoende specifiek en ter zake doende. Het bewijsaanbod van [afnemer] is weliswaar voldoende precies, maar doet niet ter zake, gelet op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de toepasselijke algemene voorwaarden en de uit die voorwaarden voortvloeiende uitsluiting van de bevoegdheid tot opschorting of verrekening.

Het vorenstaande brengt mee dat de vorderingen van [leverancier] tot betaling van haar facturen, als gespecificeerd in de Memorie van Eis in conventie en toegelicht bij de mondelinge behandeling op 15 oktober 2013, kunnen worden toegewezen. De arbiter zal beslissen als in het dictum vermeld.

[leverancier] heeft in haar Inleidend Verzoek aangekondigd de kosten ter voorbereiding van mediation, als overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst d.d. 24 februari 2012, te zullen vorderen. In de Memorie van Eis heeft [leverancier] geen vordering ter zake van die kosten geformuleerd. Ten overvloede wijst de arbiter erop dat [afnemer] weliswaar haar verplichting tot medewerking aan mediation in verband met conflicten gerezen uit de overeenkomst betreffende de veilingsite niet nagekomen, maar [afnemer] heeft ondubbelzinnig en tijdig laten weten niet aan mediation te willen meewerken. De niettemin door [leverancier] bestede kosten ter voorbereiding zijn om deze reden tevergeefs en onnodig gemaakt. [afnemer] behoeft die kosten niet te voldoen.

De vordering tot vergoeding van schade ad € 2.221,05, inclusief omzetbelasting, is onvoldoende onderbouwd. De arbiter zal die vordering afwijzen.

Partijen hebben betrekkelijk uitvoerig gedebatteerd over de kostenveroordeling, de kosten van rechtsbijstand en de gevorderde rente. Uit de toepasselijke algemene voorwaarden van [leverancier] en het toepasselijk arbitragereglement van de SGOA vloeit voort dat [leverancier] als grotendeels in het gelijk te stellen partij aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in verband met de arbitrage en dat zij kan vorderen dat [afnemer] als grotendeel in het ongelijk te stellen partij in de kosten van arbitrage wordt veroordeeld. Dezelfde algemene voorwaarden bieden een grondslag voor de aanspraak op vergoeding van rente. [afnemer] heeft gesteld dat zij de renteberekening door [leverancier] niet kan controleren, maar deze stelling heeft zij onvoldoende onderbouwd en evenmin heeft

5

zij aangegeven op welke gronden de renteberekening door [leverancier] onjuist zou zijn. In één opzicht geeft de arbiter [afnemer] gelijk ten aanzien van de rentevordering. In het Inleidend Verzoek begroot [leverancier] de wettelijke rente over de openstaande facturen vanaf de respectieve vervaldata tot aan de dag van het Inleidend Verzoek op een bedrag ad € 1.521,26. Dit gedingstuk is evenwel ongedateerd. De arbiter zal uitgaan van de datum van het eerstvolgend gedingstuk aan de zijde van [leverancier], de Memorie van Eis d.d. 7 oktober 2013, in welk gedingstuk [leverancier] de rentevordering heeft geformuleerd. De berekening van de wettelijke rente zal vervolgens dienen uit te gaan van de hoofdvordering ad € 24.077,58, vermeerderd met voormeld rentebedrag ad € 1.521,26, in totaal € 25.598,84, tot aan de dag van algehele betaling. De arbiter zal beslissen als geformuleerd in het dictum.

[leverancier] heeft in haar Inleidend Verzoek aangekondigd dat zij specificatie en onderbouwing van de gevorderde (buitengerechtelijke) incassokosten bij Memorie van Eis zal verstrekken. In dit gedingstuk ontbreken zowel de onderbouwing, als de specificatie van die vordering. In het volgende gedingstuk dat [leverancier] heeft overgelegd, de Memorie van Antwoord in (lees:) voorwaardelijke reconventie, ontbreken de aangekondigde onderbouwing en specificatie van de kosten van rechtsbijstand. Ter gelegenheid van pleidooi heeft [leverancier] enkele kopieën overgelegd van – kennelijk – declaraties. Het onderwerp van die declaraties luidt “Hoofddossier “[naam]”, terwijl de declaraties zijn gericht aan “[naam]” te [vestigingsplaats]. De arbiter volgt het verweer van [afnemer] dat dergelijke stukken geen toereikende onderbouwing vormen van de kosten aan de zijde van [leverancier] ter zake van rechtsbijstand met betrekking tot de onderwerpelijke arbitrale procedure. Die vordering zal de arbiter afwijzen.

In het geval van gehele of gedeeltelijke toewijzing van de conventionele vordering komt de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering aan de orde. De arbiter zal deze reconventionele vordering afwijzen. Dit volgt uit hetgeen de arbiter heeft overwogen met betrekking tot hetgeen partijen zijn overeengekomen in de Overeenkomsten, waarvan de algemene voorwaarden van [leverancier] deel uitmaken, aangaande de uitsluiting van het recht van [afnemer] op opschorting van betaling, of verrekening van vorderingen.

De beslissing

De arbiter, rechtsprekend in arbitraal geding, in conventie en in reconventie:

veroordeelt [afnemer] tot betaling van een bedrag ad € 24.077,58 (vierentwintigduizendzevenenzeventigeuro en achtenvijftigcent);

veroordeelt [afnemer] tot betaling van de wettelijke vertragingsrente over een bedrag ad
€ 25.598,84, vanaf 7 oktober 2013 tot aan de dag van algehele betaling;

veroordeelt [afnemer] in de kosten van de arbitrage;

veroordeelt ieder der partijen in hun eigen proceskosten;

wijst het meer of anders gevorderde af;

stelt de kosten van de arbitrage tot en met de deponering van het vonnis vast op: administratiekosten (ex BTW) ad € 1581,00

registratiebedrag (ex BTW) ad

€ 900,00

honorarium arbiter (ex BTW) ad

€ 3.300,00

verschotten (ex BTW) ad

€ 299,72

Totaal

€ 6.080,72

6.7 Het bedrag dat reeds door partijen ter zake bij voornoemde stichting in depot is gestort, respectievelijk betaald, ad in totaal € 6.061,00 (waarvan [leverancier] heeft betaald € 4.571,00 en [afnemer] € 1.490,00 (alles excl. btw), zal met de door hen verschuldigde arbitragekosten worden verrekend, hetgeen betekent dat [afnemer] aan [leverancier] € 4.571,00 (excl. BTW) verschuldigd is en dat er geen batig saldo is.

Aldus gewezen te [plaats] op [datum].

image

[arbiter]