ARBITRAAL VONNIS

In het arbitraal geding van:

[klant]
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde klant],

tegen

de eenmanszaak gedreven door de heer [A] KvK-inschrijving onder nummer [nummer]
onder meer handelende onder de naam [bedrijfsnaam], en voorts handelende onder de
naam [bedrijfsnaam]
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: [gemachtigde leverancier]

heeft Arbiter:

[arbiter], wonende te [woonplaats],

het navolgende vonnis gewezen.

Zo in conventie als in reconventie

1. Procesgang

1.1. Eiseres in conventie ­ hierna tevens als verweerster in reconventie mede te noemen
[klant] ­ heeft onder overlegging van 13 producties deze arbitrage bij de Stichting
Geschil enoplossing Automatisering bij Inleidend Verzoek, ontvangen op 23 april 2013,
aangemeld. Verweerster in conventie ­ hierna tevens als eiseres in reconventie aan te
duiden als [leverancier] ­ heeft hierop een Kort Antwoord, ontvangen op 14 mei 2013,
ingediend.

1.2. Naar aanleiding van het Inleidend Verzoek en het Kort Antwoord heeft het bestuur van
de Stichting Geschil enoplossing Automatisering de heer [naam] als arbiter benoemd, die
zijn benoeming schriftelijk heeft aanvaard.

1.3. [klant] heeft bij schrijven, ontvangen op 5 juli 2013, een memorie van eis ingediend,
waarbij zij 12 producties, genummerd 1 tot en met 12 heeft overgelegd. [klant] heeft
daarbij naar Arbiter begrijpt ­ zakelijk weergegeven ­ het navolgende gevorderd:

a) primair [leverancier] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad 22.500,- ter
ongedaanmaking van aan [leverancier] betaalde vergoedingen te vermeerderen met
wettelijke rente ex artikel 6:119a c.q. 6:119 BW vanaf de datum van het verzuim,
dan wel 15 oktober 2012, dan wel vanaf de datum van dit vonnis;

b) subsidiair de overeenkomst tussen [klant] en [leverancier] te ontbinden en [leverancier] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad 22.500,- ter
ongedaanmaking van aan [leverancier] betaalde vergoedingen, te vermeerderen
met wettelijke rente ex artikel 6:119a c.q. 6:119 BW vanaf de datum van het
verzuim, dan wel 15 oktober 2012, dan wel vanaf de datum van dit vonnis;

c) [leverancier] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad 2.019,76 aan
aanvul ende schadevergoeding;

d) [leverancier] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad 61,36 wegens het
langer operationeel houden van het oude systeem;

e) [leverancier] te veroordelen tot betaling van een bedrag ad 5.000,- wegens kosten
voor juridische bijstand, nadien nader gespecificeerd ­ zo begrijpt Arbiter uit de
overgelegde specificaties ­ tot in totaal (inclusief de kosten voor het verweer in
reconventie) 14.066,55 (excl. BTW);

f) [leverancier] te veroordelen in de kosten van deze arbitrage;

g) c t/m f te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119a althans 6:119 BW
vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

1.4. Op verzoek van Arbiter heeft [klant] ter zitting bevestigd dat zij geen (aanvullende)
schadevergoeding heeft gevorderd anders dan hierboven uitdrukkelijk vermeld.

1.5. [klant] heeft productie 13 nadien overgelegd, ontvangen op 31 juli 2013.

1.6. [leverancier] heeft haar memorie van antwoord, ontvangen op 2 september 2013, tevens
inhoudende een memorie van eis in reconventie, ingediend, waarbij zij 4 producties,
genummerd 1 tot en met 4 heeft overgelegd. [leverancier] heeft daarbij de stel ingen van
[klant] in conventie bestreden en zij heeft naar Arbiter begrijpt ­ zakelijk weergegeven ­
hem verzocht in conventie:

a) [klant] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering althans die vordering af te
wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [klant],
uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van dit geding inclusief het salaris van de
gemachtigde van [leverancier].

en in reconventie naar Arbiter begrijpt ­ zakelijk weergegeven ­ gevorderd:

a) [klant] te veroordelen in medewerking aan oplevering van het project conform het
voorstel van 19 februari 2013; of

b) overdracht van de sourcecode aan [klant], waarbij [leverancier] daaraan vier uur
ondersteuning zal verlenen.

c) [klant], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van dit geding inclusief
het salaris van de gemachtigde van [leverancier].

1.7. [klant] heeft daarop haar memorie van antwoord inzake de reconventionele vordering
ingediend, ontvangen op 27 september 2013. Tevens zijn daarbij 3 aanvullende producties, genummerd 14 t/m 16 overgelegd. [klant] heeft daarbij de stellingen in
reconventie van [leverancier] bestreden en zij heeft naar Arbiter begrijpt ­ zakelijk
weergegeven ­ hem verzocht [leverancier] niet-ontvankelijk te verklaren, althans de
vorderingen in reconventie van [leverancier] af te wijzen en tevens om [leverancier] te
veroordelen in de kosten van juridische bijstand ­ welke inbegrepen zijn in het hierboven
onder 1.3 (e) genoemde bedrag ­ en in de kosten van de arbitrage, te vermeerderen met
wettelijke rente ex artikel 6:119a althans 6:119 BW vanaf de dag van dit vonnis tot aan
de dag der algehele voldoening.

1.8. Op 18 november 2013 heeft ten kantore van Arbiter te [vestigingsplaats] een mondelinge
behandeling plaats gevonden, waarbij voor [klant] aanwezig waren haar gemachtigde
[gemachtigde klant], de heer [A], directeur van [klant] en mevrouw [B], als stagiaire
verbonden aan het kantoor van [gemachtigde klant]. [leverancier] was vertegenwoordigd
door haar gemachtigde [gemachtigde leverancier] en de heer [C], eigenaar van
[leverancier].

1.9. Partijen hebben in deze zitting het woord gevoerd en hun vorderingen en verweren
nader toegelicht. De gemachtigde van [klant] heeft bij die gelegenheid tevens
pleitaantekeningen overgelegd. Tevens hebben beide partijen ter mondelinge
behandeling vragen van de Arbiter beantwoord. Partijen hebben ter zitting getracht een
minnelijke regeling te treffen, maar een voor beide partijen genoegzame oplossing werd
niet bereikt.

1.10. Bij schrijven van 19 november 2013 heeft de gemachtigde van [klant] een nadere akte in
het geding gebracht, waarin de gemachtigde is ingegaan op de ter zitting door
[leverancier] ingenomen stelling dat de vordering van [klant] niet-ontvankelijk diende te
worden verklaard.

1.11. Bij schrijven van 26 november 2013 heeft de gemachtigde van [leverancier] een
antwoordakte in het geding gebracht, waarin de gemachtigde vasthield aan het ter zitting
ingenomen standpunt ter zake van de ontvankelijkheid van de vordering van [klant].

2. Bevoegdheid Arbiter; partij-aanduiding

2.1. Tussen partijen is op 24 juni 2011 een ten processe overgelegde overeenkomst gesloten
die, naar tussen partijen in confesso is, beheerst wordt door de algemene voorwaarden
van [leverancier] 2011. De toepasselijke algemene voorwaarden van [leverancier] zijn
door [klant] bij memorie van eis als productie 2 in het geding gebracht.

2.2. Beide partijen hebben ter zitting van 18 november 2013 op een vraag van Arbiter
nogmaals erkend dat de overeenkomst tussen partijen beheerst wordt door de in het
geding gebrachte algemene voorwaarden van [leverancier].

2.3. Artikel 12.2 van deze algemene voorwaarden bevat het navolgende arbitraal beding:

“Geschillen welke tussen leverancier en cliënt mochten ontstaan naar
aanleiding van een tussen leverancier en cliënt gesloten overeenkomst
dan wel naar aanleiding van nadere overeenkomsten die daarvan het
gevolg zijn, worden beslecht door middel van arbitrage overeenkomstig
het Arbitragereglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering te Den Haag, één en ander onverminderd het recht van
partijen een voorziening in arbitraal kort geding te vragen en
onverminderd het recht der partijen tot het treffen van conservatoire
maatregelen.”

2.4. Gesteld en niet weersproken staat vast dat partijen op 19 april 2013 zijn
overeengekomen dat het scheidsgerecht slechts uit één arbiter bestaat.

2.5. Tijdens de mondelinge behandeling is naar aanleiding van een vraag van Arbiter door de
gemachtigde van [leverancier] aangevoerd dat [klant] de verkeerde partij in de arbitrage
betrokken heeft en op die formele grondslag niet-ontvankelijk verklaard dient te worden
in haar vorderingen jegens [leverancier]. [klant] heeft [leverancier] [bedrijfsnaam B.V.]
aangeschreven. Tussen partijen staat vast dat een besloten vennootschap met die naam
niet is ingeschreven in de Kamer van Koophandel, en ook nooit ingeschreven is
geweest. Blijkens de KvK-inschrijving onder nummer [nummer KvK] handelt de heer [C].
onder meer onder de handelsnaam [LEVERANCIER] Consultancy en blijkens de
processtukken zijdens [leverancier] en zoals ter zitting gesteld, handelt [leverancier]
eveneens onder de handelsnaam [LEVERANCIER] Consulting. Vaststaat ook dat de
arbitrageovereenkomst waarop een beroep gedaan wordt is gesloten tussen [klant] en
[leverancier].

2.6. Arbiter constateert dat [leverancier] tot aan de zitting nimmer verweer heeft gevoerd
tegen de onjuiste partijaanduiding maar wel inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de
vordering van [klant]. [leverancier] heeft zich blijkens haar processuele houding tot het
moment van de zitting blijkbaar geen rekenschap gegeven van het feit dat de aanduiding
in de stukken niet juist is. Kennelijk heeft [leverancier] aangenomen dat [klant] niet het
oog had op een niet-bestaande besloten vennootschap maar op de eenmanszaak
[leverancier]. Arbiter leidt uit die houding van [leverancier] af dat zij zeer wel begrijpt dat
het hier om een tot haar gerichte vordering gaat. Arbiter stelt voorts vast dat [leverancier]
niet in haar verdediging wordt geschaad indien de inhoudelijke behandeling doorgang
vindt.

2.7. Arbiter concludeert dat hij bevoegd is over de vordering van [klant] te oordelen en dat de
door [leverancier] geformuleerde eis van niet-ontvankelijkheid gegrond op de stel ing dat
[klant] de verkeerde partij in de arbitrage heeft betrokken, dient te worden afgewezen.

2.8. Nu tussen partijen geen andersluidende afspraken zijn gemaakt zal Arbiter beslissen als
goede man naar bil ijkheid.

3. Vaststaande feiten

3.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken c.q.
op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties staat tussen
partijen in deze arbitrale procedure het volgende vast.

3.2. [klant] is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht naar
Belgisch recht, die zich richt op het leveren van koeriersdiensten. [leverancier] is een
eenmanszaak die zich onder andere richt op het ontwikkelen en produceren van
(maatwerk)softwareoplossingen.

3.3. Voorafgaand aan de totstandkoming van voornoemde overeenkomst tussen partijen d.d.
14 juni 2011 (hierna: “de Overeenkomst”) heeft [klant] bij diverse leveranciers van
softwareoplossingen prijsopgaven opgevraagd teneinde over te kunnen gaan tot
aanschaf van een nieuwe softwareapplicatie en daaraan gekoppeld een nieuwe website,
teneinde haar dienstverlening ten behoeve van haar klanten verder te automatiseren.
[leverancier] was één van de geselecteerde leveranciers die in dat kader een verzoek
van [klant] heeft ontvangen. [klant] heeft in verband daarmee aan [leverancier] een e-
mail gestuurd met daaraan gehecht diverse documenten die een beschrijving geven van
het gevraagde systeem, alsmede voorbeelden van de gewenste visuele en functionele
aspecten.

3.4. Vervolgens heeft de heer [C] van [leverancier] telefonisch contact gezocht met de heer
[A] van [klant] en hebben partijen afgesproken dat [klant] een reeds ontvangen
concurrerende offerte althans de daarin opgenomen ureninschattingen zou doorsturen
naar [leverancier] als basis voor haar eigen offerte. Mede op basis van die informatie
heeft [leverancier] een offerte uitgebracht aan [klant] (vide Memorie van Eis, productie 1).
Naar aanleiding van de offerte heeft [klant] [leverancier] voor overleg uitgenodigd;
[leverancier] heeft dat aanvankelijk geweigerd in verband met reistijd en afstand waarop
[leverancier] initieel niet is geselecteerd door [klant].

3.5. Enige tijd nadien heeft [leverancier] alsnog een bezoek gebracht aan [klant]. Bij dat
eerste gesprek waren aanwezig de heer [C] en de heer [A], beide voornoemd, alsmede
een relatie van de heer [C]. Tijdens het gesprek spraken partijen onder andere over de
mogelijkheid en wenselijkheid van het plaatsen van de applicatie in een cloud omgeving,
over de sms-functionaliteit in de applicatie, alsmede over een mogelijk gezamenlijke
toekomstige exploitatie.

3.6. Partijen verschil en van inzicht omtrent de vraag of tijdens het eerste gesprek tevens de
vraag aan de orde is geweest of een diepgaande analyse in de vorm van een
requirements set up traject diende te worden verricht.

3.7. [klant] en [leverancier] zijn op 14 juni 2011 de Overeenkomst aangegaan (zie Memorie
van Eis, productie 1), met onder meer de volgende inhoud:

a) De Overeenkomst (c.q. offerte) volgt het stramien van de eerdere offerte van een
andere offrerende partij;

b) [klant] geeft [leverancier] opdracht tot het “vanaf scratch” ontwikkelen van de Z 2.01-
applicatie in .NET;

c) de duur van de ontwikkeling en realisatie bedraagt maximaal 16 weken, met een
extra mogelijke uitloop van 2 weken;

d) voor eventuele onvoorziene additionele requirements na oplevering geeft
[leverancier] de mogelijkheid om 5% (40 uur) meerwerk te verrichten zonder
hiervoor een meerprijs in rekening te brengen;

e) wijzigingsvoorstellen (o.a. met betrekking tot wijzigingen van specificaties,
werkzaamheden of op te leveren producten) tijdens de looptijd van de
Overeenkomst worden zo spoedig mogelijk door [leverancier] begroot en worden na formele schriftelijke acceptatie door [klant] beschouwd als meer/minderwerk;

f) de algemene voorwaarden van [leverancier] zijn van toepassing op de
Overeenkomst.

3.8. Over de uitvoering van de Overeenkomst zijn tussen partijen problemen en geschil en
ontstaan, over de inhoud en de gegrondheid waarvan partijen van mening verschil en.

a) Gedurende de looptijd van de Overeenkomst, mede na het moment van geplande
oplevering van de applicatie, nieuwe website en documentatie, hebben partijen zeer
uitvoerig per e-mail gecorrespondeerd over de inhoud van de op te leveren
producten, de wensen van [klant] en over alternatieve (technische) oplossingen voor
problemen die gaandeweg kenbaar zijn geworden.

b) Eén en ander heeft uiteindelijk geleid tot een brief van 20 september 2012 waarin
[klant] aan [leverancier] bericht dat de problemen ofwel binnen enkele weken dienen
te worden opgelost, ofwel dat [leverancier] het door [klant] betaalde bedrag dient
terug te storten. Ten minste zou een vergadering belegd dienen te worden, aldus
[klant].

c) Vaststaat dat [leverancier] de brief van 20 september 2012 niet heeft ontvangen. Op
1 oktober 2012 heeft [klant] de brief opnieuw verzonden als bijlage van een op die
datum verzonden brief; vaststaat dat [leverancier] die brief heeft ontvangen.

d) Na 20 september 2012 hebben partijen per e-mail en brief met elkaar
gecorrespondeerd over voortzetting van de werkzaamheden van [leverancier]
alsmede over overdracht van source codes of doorontwikkeling door een andere
partij.

e) Per brief van 19 februari 2013 heeft de gemachtigde van [leverancier] een voorstel
gedaan voor het alsnog finaliseren van de applicatie. Per brief van 7 maart 2013
heeft [klant] dat tegenvoorstel niet geaccepteerd maar bevestigd dat de
Overeenkomst is ontbonden.

f) Uit de brief van 19 februari 2013 leidt Arbiter af dat op 11 januari 2013 een brief is
verstuurd namens [klant], waarin aangeven is dat een regeling bereikt dient te
worden, bij gebreke waarvan de Overeenkomst ontbonden zal worden; deze brief is
echter niet overgelegd.

g) Uit de brief van 7 maart 2013 leidt Arbiter af dat sprake is geweest van aanvul ende
ingebrekestelling van 19 november 2012, hetgeen [klant] ter zitting desgevraagd
bevestigde; de betreffende brief is echter niet overgelegd.

h) [klant] heeft bij brief van 7 maart 2013 aan [leverancier] bericht dat zij geen andere
weg ziet dan het per direct beëindigen van de samenwerking.

i) [klant] heeft vervolgens de onderhavige arbitrageprocedure geïnitieerd.

4. Bespreking van de eisen en weren in conventie

4.1. In aanvulling op hetgeen hierboven onder 2 reeds werd overwogen wordt hierna nader
ingegaan op de (overige) eisen en weren in conventie.

4.2. [klant] vordert (sub 1) primair betaling van een bedrag ad 22.500,- te vermeerderen
met wettelijke rente vanaf de datum van het verzuim, 15 oktober 2012 dan wel de datum
van dit vonnis, ter ongedaanmaking van aan [leverancier] uit hoofde van de
Overeenkomst betaalde vergoedingen, en subsidiair dat het scheidsgerecht deze
overeenkomst ontbindt.

4.3. De primaire vordering sub 1 veronderstelt dat de Overeenkomst rechtsgeldig is
ontbonden. Arbiter zal eerst nagaan of de ontbinding aan de daarvoor geldende
(procedurele) voorwaarden voldoet. Voor ontbinding is primair het bepaalde in de
toepasselijke voorwaarden van belang. Op grond van die voorwaarden komt een partij
de bevoegdheid tot ontbinding van een overeenkomst slechts toe indien de andere partij,
na een deugdelijke schriftelijke ingebrekestelling stellende een redelijke termijn,
toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van wezenlijke verplichtingen uit de
Overeenkomst.

4.4. [klant] stelt bij brief van 7 maart 2013 vast dat de Overeenkomst is ontbonden onder
meer omdat [leverancier] deugdelijk in gebreke zou zijn gesteld bij brief van 20
september 2012 en bij brief van 19 november 2012. Voor zover een dan wel beide
brieven al aan de inhoudelijke vereisten voor een ingebrekestelling voldoen, kan naar het
oordeel van Arbiter op de inhoud van deze brieven geen beroep worden gedaan om vast
te stellen dat [leverancier] op 15 oktober 2012 dan wel 7 maart 2013 zou zijn ontbonden.

4.5. Door de brief van 19 november 2012 als (aanvullende) ingebrekestelling te betitelen
heeft [klant] immers kennelijk zelf ook gemeend dat de Overeenkomst niet op 15 oktober
2012 was beëindigd. Na de brief van 19 november 2012 heeft het nodige nadere overleg
tussen partijen plaatsgevonden waarbij naar Arbiter begrijpt op 11 januari 2013 door
[klant] per brief is aangegeven dat een regeling diende te worden bereikt bij gebreke
waarvan de Overeenkomst ontbonden zou worden. [klant] oordeelde kennelijk zelf dat
althans op dat moment de Overeenkomst nog niet was ontbonden.

4.6. Alvorens verder nader in te gaan op de vraag of aan het vereiste van een deugdelijke
ingebrekestelling wordt voldaan, zal worden onderzocht of sprake is van een
tekortkoming van de zijde van [leverancier] welke een beroep op ontbinding van de
Overeenkomst rechtvaardigt.

4.7. [klant] heeft aangevoerd dat [leverancier] tekort is geschoten in de nakoming van haar
verplichtingen uit de Overeenkomst, in het bijzonder:

a) dat de (fatale) termijn voor nakoming van de verplichtingen uit de Overeenkomst
zijdens [leverancier] ­ zijnde een resultaatsverplichting ­ met (ten minste) 68 weken
is overschreden; er is nog geen volledig werkende applicatie opgeleverd;

b) dat [leverancier] tekortgeschoten is in haar onderzoeksverplichtingen ter zake van
de eisen en wensen die [klant] aan een werkende applicatie stelde; en

c) dat [leverancier] de deskundigheid ontbeerde die benodigd was voor het project.

4.8. [leverancier] heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken. Arbiter begrijpt de
stellingen van [leverancier] aldus dat zij dit standpunt zijdens [klant] weerspreekt door (in
het bijzonder) te wijzen op gebrek aan medewerking zijdens [klant], onduidelijkheid en
wijzigingen in de door [klant] aangeleverde eisen en specificaties en het ontbreken van
een uitgebreide inventarisatie (“requirement set up traject”) van die wensen en
specificaties.

4.9. Op basis van de in de schriftelijke stukken en de tijdens de zitting uitgewisselde
argumentatie concludeert Arbiter dat [leverancier] in aanmerkelijke mate tekort is
geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de Overeenkomst. Meer in het
bijzonder acht Arbiter de volgende tekortkomingen voldoende bewezen en/of
onvoldoende weersproken.

a) Vaststaat dat de oplevering van een normaal functionerende en bruikbare
applicatie, een vernieuwde website en de bijbehorende documentatie conform de
specificaties en de Overeenkomst is uitgebleven binnen de daarvoor afgesproken
termijnen ­ nog los van de vraag of die termijn een resultaats- of
inspanningsverplichting meebrengt. [leverancier] verweert zich tegen de vertraging
in oplevering door te stellen dat die (vol edig) is te wijten aan de houding van [klant],
met name het continue wijzigen van haar wensen ten aanzien van de applicatie en
website. Die houding van [klant] heeft, zoals Arbiter afleidt uit de overgelegde
documentatie en uit het ter zitting verhandelde, daar weliswaar mogelijk gedeeltelijk
aan bijgedragen, maar niet aannemelijk is geworden dat dit heeft kunnen leiden tot
de ernstige overschrijding van de oplevertermijnen zoals heeft plaatsgevonden.
Daar komt nog bij dat voor zover de te late oplevering deels al zou zijn te wijten aan
de houding van [klant] en zo zij in het licht van de overeengekomen termijn voor
oplevering deze wijzigingen al had moeten accepteren, het op de weg van
[leverancier] zou hebben gelegen om [klant] nadrukkelijk te wijzen op de
consequenties daarvan voor de (termijn voor) oplevering van het eindresultaat. Dit
temeer in het geval als het onderhavige waarbij de klant een niet-deskundige
afnemer is die de consequenties van zijn wijzigingsvoorstellen wel icht niet geheel
goed kan overzien. Het bepaalde in artikel 7 van de toepasselijke algemene
voorwaarden kan daaraan onder deze omstandigheden niet af doen. Van buiten
haar macht gelegen omstandigheden zoals [leverancier] stelt, is hier dan ook geen
sprake. Arbiter acht hierbij ook betekenisvol dat [leverancier] blijkens haar eigen
voorstel van 19 februari 2013, na de lange periode die toen vanaf opdrachtverlening
al was verstreken, op dat moment nog 8 à 10 weken nodig dacht te hebben om de
applicatie op te leveren.

b) [leverancier] is als professionele IT-leverancier gehouden bij de uitvoering van haar
werkzaamheden de zorgvuldigheid te betrachten die van een goed opdrachtnemer
mag worden verwacht. Daaruit volgt onder meer dat indien [leverancier] van oordeel
zou zijn geweest dat een uitgebreid requirement set up traject noodzakelijk was
voor het adequaat kunnen verrichten van haar werkzaamheden zij niet alleen [klant]
een daartoe strekkend advies diende te geven maar ook [klant] uitdrukkelijk had
dienen te wijzen op het randvoorwaardelijke karakter daarvan en haar te
informeren/waarschuwen voor de gevolgen van het achterwege laten van een
dergelijk traject.

c) Los van de vraag of [leverancier] daadwerkelijk [klant] heeft geadviseerd een

uitgebreid requirement set up traject te doorlopen, is niet komen vast te staan dat
[leverancier] het doorlopen van een dergelijk traject als randvoorwaarde heeft
gesteld voor het uitbrengen van een offerte dan wel de (verdere) uitvoering van
werkzaamheden. Voorts is niet gebleken dat [leverancier] [klant] uitdrukkelijk heeft
gewezen op de risico’s verbonden aan het niet doorlopen van een dergelijk traject.
Nu ook niet is komen vast te staan dat [leverancier] zich uitdrukkelijk schriftelijk
heeft vrijgetekend voor de gevolgen van het achterwege laten van een uitgebreid
requirement set up traject. draagt [leverancier] de risico’s verbonden aan het niet-
doorlopen van een dergelijk traject en kan zij zich in haar verhouding tot [klant] niet
beroepen op de rechtsgevolgen daarvan. De inhoud van de Overeenkomst doet
daaraan niet af.

d) De door [klant] aangevoerde redenen voor vertraging liggende in de deskundigheid
van het personeel van [leverancier] (MvE, punt 6) acht Arbiter gelet op de
overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht onvoldoende
bewezen.

e) Voorts acht Arbiter het verweer dat betalingen deelacceptatie inhouden, zoals
[leverancier] in haar memorie van antwoord onder punt 7 stelt onvoldoende
bewezen. Betaling per milestone staat niet gelijk aan deelacceptatie. Het bepaalde
in artikel 7 van de toepasselijke algemene voorwaarden kan daaraan onder deze
omstandigheden niet af doen.

4.10. Arbiter concludeert derhalve dat [leverancier] wanprestatie heeft gepleegd jegens [klant]
doordat zij de afgesproken oplevertermijnen ernstig heeft overschreden en haar
zorgplicht heeft geschonden. Deze wanprestatie ziet toe op wezenlijke verplichtingen
van [leverancier] en rechtvaardigt een beroep op ontbinding door [klant]. Het door
[leverancier] onder punt 4 in haar Memorie van Eis opgenomen bewijsaanbod om, zoals
door haar omschreven “te laten zien wat zij tot heden heeft gepresteerd in het kader van
de overeenkomst” acht Arbiter te weinig gericht en bepaald en zal derhalve worden
gepasseerd. Dit geldt temeer voor het door [leverancier] gedane generieke bewijsaanbod
onder punt 10 in haar Memorie van Antwoord.

4.11. Arbiter acht de tekortkomingen zijdens [leverancier] voorts zodanig ernstig dat, gelet op
de door [klant] gevoerde correspondentie – in het bijzonder haar brief van 11 januari
2013 (voor zover kenbaar voor Arbiter) en haar brief van 7 maart 2013 – en mede gelet
op de redelijkheid en bil ijkheid, Arbiter de Overeenkomst rechtsgeldig ontbonden acht
per 7 maart 2013. Het bepaalde in de Overeenkomst, en in het bijzonder artikel 9 van de
toepasselijke algemene voorwaarden kan daaraan onder deze omstandigheden niet
afdoen.

4.12. De subsidiaire vordering sub a ­ als genoemd in paragraaf 1.3 ­ zal dan ook worden toegewezen. Arbiter veroordeelt [leverancier] om de door [klant] aan [leverancier] betaalde bedragen terug te betalen. Onbetwist staat vast dat de terugbetalingsverplichting 22.500,- bedraagt. Arbiter acht termen aanwezig dit bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 maart 2013.

4.13. Gelet op het hiervoor bepaalde zal de vordering sub b worden afgewezen.

4.14. Vordering sub c zal worden afgewezen. De hier bedoelde schade (kosten van onnodig
aangeschafte software) is niet begrepen onder “directe schade” als bedoeld in artikel 10
lid 1 van de toepasselijke voorwaarden en komt daardoor niet voor vergoeding in
aanmerking.

4.15. Vordering sub d zal worden toegewezen, gelet op artikel 10 lid 1 sub b van de
toepasselijke voorwaarden.

4.16. [klant] heeft sub e gevorderd [leverancier] te veroordelen tot betaling van de kosten voor
juridische bijstand ad (in totaal voor conventie en reconventie) 14.066,55,-. Die
vordering zal gedeeltelijk worden toegewezen als hierna in onderdeel 6 nader bepaald.

4.17. Vordering van [klant] sub f zal gedeeltelijk worden toegewezen als hierna in het dictum
bepaald.

4.18. Tot slot acht Arbiter termen aanwezig [leverancier] conform vordering sub g te
veroordelen tot betaling van de wettelijke rente voor handelstransacties over het in dit
vonnis genoemde saldobedrag van 22.500,- (excl. BTW) alsmede over de aanvullende
schadevergoeding ad 61,36 en over de kosten voor rechtsbijstand, als hierna in
onderdeel 6 bepaald.

4.19. Gegeven hetgeen hiervoor reeds in dit onderdeel alsmede in onderdeel 2 is overwogen,
behoeft de vordering van [leverancier] in conventie geen nadere bespreking.

5. Bespreking van de eisen en weren in reconventie

5.1. In dit onderdeel 5 van dit vonnis worden de vorderingen in reconventie en de daartegen
aangedragen weren besproken.

5.2. In het licht van hetgeen bij de bespreking van de eisen en weren in conventie door
Arbiter is overwogen worden de reconventionele vorderingen van [leverancier] door
Arbiter afgewezen

5.3. [leverancier] vordert in reconventie [klant] te veroordelen in medewerking aan oplevering
van het project conform het voorstel van 19 februari 2013 of overdracht van de source
code aan [klant], waarbij [leverancier] daaraan vier uur ondersteuning zal verlenen.

5.4. Nu de ontbinding van de Overeenkomst is vastgesteld concludeert Arbiter dat de
vordering van [leverancier] tot medewerking door [klant] aan oplevering van het project
niet voor toewijzing in aanmerking komt.

5.5. Datzelfde lot treft de vordering van [leverancier] tot veroordeling van [klant] aan
medewerking aan overdracht van de source code. Zo de Overeenkomst al in een
dergelijke verplichting voor [klant] zou voorzien kan deze gezien de ontbinding van de
Overeenkomst niet worden gehonoreerd.

5.6. [leverancier] vordert in reconventie ook dat [klant] wordt veroordeeld in de kosten van dit
geding inclusief het salaris van de gemachtigde van [leverancier]. Arbiters verwijst voor
de beoordeling van deze vordering naar hetgeen ter zake in het vervolg wordt
opgemerkt.

5.7. [klant] heeft in reconventie Arbiter verzocht [leverancier] niet-ontvankelijk te verklaren
althans de vorderingen in reconventie van [leverancier] af te wijzen. In het licht van
hetgeen hiervoor bij de behandeling van de vorderingen in conventie is overwogen
behoeft deze vordering geen nadere bespreking.

5.8. [klant] heeft op grond van artikel 30 van het toepasselijke Arbitragereglement SGOA
reconventie Arbiter tevens verzocht [leverancier] te veroordelen in de kosten van
juridische bijstand en in de kosten van de arbitrage, te vermeerderen met wettelijke rente
ex artikel 6:119a althans 6:119 BW vanaf de dag van dit vonnis tot aan de dag der
algehele voldoening. Deze vordering zal, zij het met matiging van het toe te wijzen
bedrag, worden gehonoreerd zoals hierna bepaald.

6. Kosten procedure en kosten rechtsbijstand

6.1. Omdat [klant] ten aanzien van haar hoofdvordering in conventie voor een groot deel in
het gelijk is gesteld en [leverancier] met betrekking tot haar vordering in reconventie
vol edig in het ongelijk is gesteld, acht Arbiter het redelijk en bil ijk dat [leverancier] ook
de kosten voor rechtsbijstand van [klant] in althans conventie draagt. Mede gezien de
verhouding van die kosten tot de in het geding zijnde vorderingen zijdens [klant], ziet
Arbiter aanleiding de hoogte van die kosten te matigen. In het dictum zal
dienovereenkomstig worden beslist.

6.2. Aangezien [klant] ten aanzien van haar hoofdvordering in conventie voor een groot deel
in het gelijk is gesteld en [leverancier] met betrekking tot haar vordering in reconventie
vol edig in het ongelijk is gesteld, acht Arbiter het voor wat betreft de kosten van de
arbitrage redelijk en billijk dat [leverancier] driekwart van deze kosten draagt en [klant]
een kwart. De kosten van deze arbitrage tot en met deponering van dit vonnis worden
vastgesteld op 4.793,00 welk bedrag als volgt is samengesteld:
– Administratie- en registratiekosten SGOA (excl. BTW) 1.426,00
– Honorarium arbiter (excl. BTW) 3.150,00
– Zittingskosten (excl. BTW) 100,00
– Kosten deponeren vonnis (BTW-vrij) 117,00
zodat [leverancier] 3.594,75 (excl. BTW) dient te dragen en [klant] 1.198,25 (excl. BTW).

6.3. Partijen hebben reeds de volgende kosten voldaan aan de SGOA:

a) [klant]:
Registratiekosten: 450,00
Administratiekosten: 526,00
Depot Honorarium Arbiter: 3.150,00
Depot onkosten en overige verschotten: 500,00
Totaal: 4.626,00

b) [leverancier]:
Registratiekosten: 450,00
Totaal: 450,00

6.4. Het bedrag dat reeds door partijen ter zake bij voornoemde Stichting in depot is gestort

respectievelijk betaald ad in totaal 5.076,00 ex BTW (waarvan [klant] heeft betaald
4.626,00 en [leverancier] 450,00 (al es excl. BTW), zal met de door hen
verschuldigde arbitragekosten worden verrekend, hetgeen op basis van de sub 6.2
bedoelde afspraak betekent dat [leverancier] ter zake nog een bedrag van 3.144,75
(excl. BTW) aan [klant] zal dienen te voldoen en voornoemde Stichting aan [klant] zal
terugstorten een bedrag van 283,00 (excl. BTW).

In het dictum zal dienovereenkomstig worden beslist.

7. Slotsom

7.1. Gelet op het vorenstaande komt Arbiter tot de volgende uitspraak:

RECHTDOENDE ALS GOEDE MAN NAAR BILLIJKHEID:

ZO IN CONVENTIE ALS IN RECONVENTIE

1. Veroordeelt [leverancier] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [klant] te betalen een
bedrag van 22.500,- (zegge: tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) te vermeerderen met
wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 7 maart 2013 tot aan de dag der algehele
voldoening alsmede een bedrag van 61,36 (zegge: eenenzestig euro en zesendertig
eurocent) (exclusief BTW) te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

2. Veroordeelt [leverancier] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [klant] te betalen een
bedrag van 10.000,- (zegge: tienduizend euro) (exclusief BTW) voor kosten voor
rechtsbijstand in conventie en reconventie, te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel
6:119 BW vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;

3. Stelt de kosten van deze arbitrage tot en met de deponering van dit vonnis vast op in totaal
4.793,00 (excl. BTW).
4. Verstaat dat [leverancier] driekwart van die kosten en [klant] een kwart van die kosten aan
de Stichting Geschil enoplossing Organisatie en Automatisering dient te betalen.
5. Verstaat dat deze kosten met de door partijen bij de Stichting Geschil enoplossing
Organisatie en Automatisering in depot gestorte bedragen zul en worden verrekend,
hetgeen betekent dat [leverancier] aan [klant] binnen dertig (30) dagen na ondertekening
van dit vonnis door arbiter nog dient te voldoen een bedrag ad 3.144,75 (excl. BTW).
6. Veroordeelt [leverancier] tot betaling van de kosten van de arbitrage tot 3.594,75.

7. Veroordeelt [klant] tot betaling van de kosten van de arbitrage tot 1.198,25.

8. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Aldus gewezen op 7 januari 2014 te Haarlem.