ARBITRAAL VONNIS

In de zaak:

[opdrachtgever], gevestigd te [plaats],

eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gemachtigde [gemachtigde opdrachtgever],

tegen

De vennootschap naar Belgisch recht [opdrachtnemer], ook handelende onder de naam [opdrachtnemer], gevestigd te [plaats] (België),

gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,

gemachtigden eerst [gemachtigde opdrachtnemer 1] thans [gemachtigde opdrachtnemer 2],

hebben arbiters,

[arbiter 1], wonende te [woonplaats], [arbiter 2], wonende te [woonplaats], [arbiter 3], wonende te [woonplaats],

het volgende arbitraal vonnis gewezen.

Zowel in conventie als in reconventie:

De procedure

1.1 Eiseres in conventie – hierna mede als verweerster in reconventie aan te duiden als [opdrachtgever] – heeft bij inleidend verzoek d.d. 22 juli 2005 onder overlegging van een productie de onderhavige arbitrage bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering aanhangig gemaakt.

1.2 Gedaagde in conventie – hieronder tevens in haar hoedanigheid van eiseres in reconventie nader aan te duiden als [opdrachtnemer] of als [opdrachtnemer] – heeft op 6 september 2005 een kort antwoord ingezonden, waarbij twee producties zijn gevoegd.

1.3 Het bestuur van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering heeft vervolgens de arbiters benoemd, die hun benoeming schriftelijk hebben aanvaard.

1.4 Op 11 november 2005 heeft [opdrachtgever] onder overlegging van 32 genummerde producties een memorie van eis ingediend.

1.5 [Opdrachtnemer] heeft op 15 december 2005 in conventie voor antwoord en in reconventie voor eis geconcludeerd, terwijl zij daarbij 34 genummerde producties heeft ingezonden.

1.6 [Opdrachtgever] heeft daarna op 21 januari 2006 in reconventie een memorie van antwoord genomen, terwijl zij tevens bij akte van die datum 21 producties heeft overgelegd.

1.7 Op 29 juni 2006 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aan de zijde van [opdrachtgever] waren daarbij aanwezig haar raadsman en diens kantoorgenoot [E], alsmede [A], hoofd Informatie Management, en [B], hoofd Juridische Zaken, beiden werkzaam in dienstbetrekking van [opdrachtgever], en [C] (consultant), die als projectleider het DBC-project heeft ondersteund. Aan de zijde van [opdrachtnemer] waren aanwezig haar raadsman [gemachtigde opdrachtnemer 2], vergezeld van diens kantoorgenoot [M], alsmede [K], gedelegeerd bestuurder van [opdrachtnemer] N.V., en [L], die in dienstbetrekking van genoemde NV werkzaam is.

1.8 Ter gelegenheid van het pleidooi heeft [opdrachtgever] nog vijf stukken ingebracht, terwijl [opdrachtnemer] alsnog één stuk heeft overgelegd.

De bevoegdheid van arbiters

2.1 Partijen hebben een overeenkomst van 5/25 november 2003 gesloten, welke inhoudt, dat elk geschil definitief en in eerste aanleg wordt beslecht volgens het reglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering door drie arbiters die in overeenstemming met dit reglement zullen worden benoemd.

2.2 Nu partijen dit in deze overeenkomst opgenomen beding niet hebben betwist en de arbiters overeenkomstig het reglement van de Stichting Geschillenoplossing Automatisering zijn benoemd, zijn de arbiters bevoegd in de onderhavige procedure een de partijen bindende beslissing te geven.

De vaststaande feiten

Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld of onvoldoende is weersproken c.q. op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties en het verhandelde ter zitting, staat tussen partijen in deze procedure het volgende vast.

3.1 [Opdrachtgever] is een modern regionaal ziekenhuis met ongeveer 600 bedden en 28 medisch specialismen. Er werken ruim 3.200 mensen. Het [opdrachtgever] is één van de top klinische ziekenhuizen in Nederland.

3.2 [Opdrachtnemer] is een innoverend bedrijf in de zorgsector. Zij ontwikkelt in samenhang met topmensen uit de medische wereld praktijkgerichte oplossingen in haar software pakket, [product 1], ook wel als [product 1] aangeduid. [Product 1] informatiseert de primaire, d.w.z. de medisch-klinische processen binnen het ziekenhuis, zodat daarmee het volledige zorgtraject van de patiënt van de eerste consultatie tot het einde van de behandeling kan worden geïnformatiseerd.

3.3 Na een uitgebreide consultatie met betrekking tot een geïntegreerd automatiseringspakket voor alle zorgprocessen binnen de ziekenhuisorganisatie, waarmee ook het elektronisch patiëntendossier (EPD) binnen haar organisatie zou kunnen worden ingevoerd, heeft [opdrachtgever] op 21 maart 2002 een overeenkomst gesloten met [bedrijf A] – hierna te noemen [bedrijf A] – voor de levering en implementatie van het standaard programma [product 1], dat diverse modules omvatte zoals “Planning en Afspraken”, “Medisch Archief’, “Medisch Dossier”, “OK Planning en Management”, “Planning en Management Eerste Hulp”, “Planning en Management Medisch Verpleegkundige Zorgen” en “Diagnose Behandel Combinatie (DBC)-registratie”. De software diende ter ondersteuning van het primaire proces, voor de patiëntenlogistiek, afspraken planning, operatie- en IC-planning, ordercommunicatie en het agendabeheer. De DBC module, die nog niet eerder was ontwikkeld, diende met name te worden toegespitst op de Nederlandse wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende aanpassingen. Met betrekking tot de documentatie – zowel de technische als de gebruikersdocumentatie – vermeldt de overeenkomst dat deze door [bedrijf A] zal worden aangeleverd in het Nederlands “progressief aan de vordering van de implementatie”. Volgens de overeenkomst is het projectmanagement een verantwoordelijkheid van beide

partijen gezamenlijk. Binnen een maand na het sluiten van de overeenkomst zullen partijen een projectstructuur overeenkomen, waartoe van de zijde van [bedrijf A] een uitgebreid voorstel in de tekst van de overeenkomst is opgenomen. De overeenkomst vermeldt een indicatieve planning in een stappenplan (“enkel richtinggevend, zonder verbintenis”) met een uiteindelijke implementatie van de laatste module op 31 januari 2003, terwijl de realisatie van de DBC registratie en rapportering is gesteld op 31 maart 2002. De prijs voor de globale basislicentie bedraagt € 581.920,-, terwijl er tarieven voor aanvullende prestaties zijn aangegeven.

3.4 Op [datum] is [bedrijf A] failliet gegaan. [Opdrachtnemer] neemt dan eerst voorlopig zonder contract de ondersteuning van [opdrachtgever] op zich en sluit vervolgens met [opdrachtgever] een nieuwe overeenkomst d.d. 5/25 november 2003, waarin zij alle rechten en verplichtingen uit de overeenkomst tussen [opdrachtgever] en [bedrijf A] met betrekking tot de implementatie van het [product 1] zorgpakket heeft overgenomen. De overeenkomst houd onder meer in dat de laatste openstaande facturen van [bedrijf A] ad € 247.857,30, waartegen [opdrachtgever] niet had geprotesteerd, aan [opdrachtnemer] zullen worden betaald, dat PTF8 binnen een week na ondertekening van de overeenkomst zal worden geleverd en de Delphi Dynaview Interfaces en het volledige pakket per 1 juli 2004 live zullen zijn. De overeenkomst bevat voorts een volledige opsomming van de facturen en betalingen, die zijn verricht en een “contractinventaris” met overzichtslijsten van nog uit te voeren items, terwijl het projectmanagement zal worden uitgebreid met een projectleider te leveren door [opdrachtnemer] voor 12 uur per week. In aansluiting op deze overeenkomst sluiten [opdrachtgever] en [opdrachtnemer] op 21 januari 2004 een onderhoudsovereenkomst met betrekking tot het te leveren zorgpakket.

3.5 Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zijn er tussen partijen problemen ontstaan. Op 13 november 2003 wordt in een testrapport melding gemaakt, dat er een programma moet worden geschreven om foutieve DBC’s te verwijderen. In een voortgangsrapportage, opgesteld door de DBC project manager van [opdrachtgever] d.d. 3 december 2003 worden diverse problemen gemeld met betrekking tot onder andere de oplevering van nieuwe versies, zorgen over de continuïteit en het ontbreken van documentatie. Op 18 juni 2004 spreken partijen af een lijst van change requests op te stellen, welke alle openstaande requests bevat in volgorde van prioriteit. [Opdrachtnemer] geeft daarbij aan alle prioriteiten uit te voeren vóór 15 september 2004. Requests, die buiten de overeenkomst vallen, zullen direct worden betaald. [Opdrachtgever] zegt toe na het opleveren op 15 september 2004 live te zullen gaan. Een testrapport van [opdrachtgever] d.d. 20 juli 2004 geeft aan, dat er veel fouten zijn, terwijl een door [opdrachtnemer] opgesteld “Project/Stage Plan” van 15 september 2004 vermeldt, dat de overeenkomst met uitzondering van de documentatie is nageleefd. [Opdrachtgever] stuurt op 19 oktober 2004 een overzicht van de problemen c.q. wijzigingen die noodzakelijk zijn om de DBC’s per 1 januari 2005 (het wettelijk vastgestelde tijdstip) te kunnen invoeren (deze lijst wordt hieronder mede aangeduid als de “lijst [C]”).

Na een verdere discussie tussen partijen waarin betalingen ook een rol spelen levert [opdrachtnemer] op 27 oktober 2004 nieuwe software. Er volgt op 5 november 2004 een sommatiebrief van [opdrachtgever], waarna [opdrachtgever] bij brief van 24 november 2004 [opdrachtnemer] in gebreke stelt. In deze brief stelt [opdrachtgever], dat zij het project grotendeels “on hold” zet en voorlopig nog alleen de aan de DBC problematiek gerelateerde software zal implementeren en gebruiken. Verder eist [opdrachtgever] van [opdrachtnemer] uiterlijk 10 december 2004 “de gearceerde punten” (d.w.z. de urgente wijzigingsvoorstellen) uit de lijst [C] uit te voeren c.q. op te lossen en om al het overige te doen dat noodzakelijk is voor een goede werking van de volledige DBC software in de organisatie van [opdrachtgever]. Ook dient binnen genoemde termijn deugdelijke en complete documentatie te worden geleverd voor de betreffende software.

In een gezamenlijk testrapport van 3 december 2004 blijkt, dat een aantal van de in de lijst [C] gesignaleerde probleempunten is opgelost en dat er voor de overige punten, waaronder de functie betreffende het verwijderen van DBC’s, overleg tussen partijen nodig wordt geacht. Bij brief van 6

december 2004 betwist [opdrachtnemer] de verwijten, die aan haar adres zijn gemaakt in de brief van [opdrachtgever] d.d. 24 november 2004 en stelt [opdrachtnemer] [opdrachtgever] op een aantal punten in gebreke: zij loopt achter met implementeren van nieuwe versies, houdt het functioneren van de projectorganisatie tegen, geeft geen updates voor de documentatie aan en laat na haar personeel de nodige opleidingen te geven. Op 8, 14 en 15 december 2004 en op 21 januari 2005 is er nog overleg tussen partijen over de werkzaamheden met betrekking tot de DBC module. In de daarop volgende maanden is er slechts correspondentie tussen de raadslieden, welke eindigt in de buitengerechtelijke ontbinding door [opdrachtgever] van alle tussen partijen bestaande overeenkomsten op 4 april 2005.

3.6 Terzake van de uitvoering van een of beide van de tussen partijen gesloten overeenkomsten heeft [opdrachtgever] facturen betaald tot een bedrag van € 1.766.731,66. Vanaf het voorjaar van 2005 werkt [opdrachtgever] met het pakket [product 2] van [bedrijf B] dat de functionaliteit biedt, waarvoor zij eerder [product 1] had aangeschaft.

De vorderingen van [opdrachtgever] en de grondslag daarvan

4.1 [Opdrachtgever] verzoekt arbiters voor zover van toepassing bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

4.1.1Voor recht te verklaren dat de overeenkomsten tussen [opdrachtgever] en [opdrachtnemer] rechtsgeldig zijn ontbonden met de brief van 4 april 2005; dan wel, subsidiair, deze overeenkomsten met onmiddellijke ingang alsnog te ontbinden;

4.1.2 [opdrachtnemer] te veroordelen tot betaling aan [opdrachtgever] van een bedrag van €1.766.731,66 dan wel een ander door arbiters in redelijkheid vast te stellen bedrag, in het kader van ongedaanmakingsverplichtingen;

4.1.3 [opdrachtnemer] te veroordelen tot betaling aan [opdrachtgever] van een bedrag van € 583.932,92 dan wel een ander door arbiters in redelijkheid vast te stellen bedrag, in het kader van schadevergoeding;

4.1.4 [opdrachtnemer] te veroordelen tot betaling aan [opdrachtgever] van de wettelijke rente over de bovengenoemde bedragen met ingang van 15 april 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;

4.1.5 [opdrachtnemer] te veroordelen tot betaling van de kosten van de arbitrageprocedure, inclusief de kosten van bijstand door haar advocaat.

4.2 [Opdrachtgever] baseert haar vorderingen op de in § 3 genoemde voor zover daartoe van belang zijnde vaststaande feiten en bovendien op de volgende – zakelijk weergegeven – argumenten.

4.2.1 [Opdrachtnemer] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten tussen partijen, welke bestaan uit de volgende onderwerpen:

a. Het niet tijdig leveren, installeren en implementeren van een deugdelijke DBC module, waardoor de wettelijk verplichte DBC registratie en de facturatie van het ziekenhuis niet konden plaatsvinden.

b. Het niet halen van de door partijen overeengekomen termijnen, waardoor ernstige vertraging ontstond in de implementatie van de software.

c. De opgeleverde software bevatte steeds zeer veel kleinere en grotere gebreken, die niet konden worden opgelost.

d. De performance was onvoldoende, waardoor veel irritatie en vertraging is ontstaan.

e. Er is geen of gebrekkige documentatie verstrekt. Dit betreft zowel technische als gebruikersdocumentatie. Door het ontbreken daarvan is zowel het testen als het implementeren van de software moeizaam verlopen.

f. De communicatie en het project management waren gebrekkig waardoor de voortgang van het project werd belemmerd en het vertrouwen van [opdrachtgever] in [opdrachtnemer] is ondermijnd.

4.2.2 Als gevolg van de geconstateerde tekortkomingen heeft [opdrachtgever] de overeenkomsten tussen partijen op 4 april 2005 ontbonden en heeft zij recht op betaling van € 1.766.731,66 terzake van ongedaanmaking. Bovendien heeft [opdrachtgever] terzake schade geleden, welke zij becijfert als volgt:

Kosten medewerkers en hoofd ICT [opdrachtgever]€ 291.170,30
Kosten deelnemers projectgroepen€ 95.321,00
Kosten koppelingen andere leveranciers€115.811,56
Opleidingskosten artsen€24.000,00
Kosten extern adviseur€33.984,39
Kosten advocaat (buitengerechtelijke kosten)€23.105,67
Totale schade€ 583.932,92

Het verweer en de vorderingen van [opdrachtnemer]

5.1 [Opdrachtnemer] heeft de sub. 4 geformuleerde stellingen van [opdrachtgever] gemotiveerd betwist dan wel een andere lezing daarvan gegeven met als conclusie bij vonnis, voor zover de wet zulks toelaat, uitvoerbaar bij voorraad:

a. de vorderingen van [opdrachtgever] af te wijzen dan wel alvorens op deze vorderingen te beslissen, een deskundige te benoemen om aan arbiters omtrent de juistheid van de door partijen ingenomen standpunten te rapporteren;

b.

1e [Opdrachtgever] te veroordelen tot betaling aan [opdrachtnemer] van een bedrag ad € 414.859,31 terzake van verzonden maar onbetaald gebleven facturen terzake van verrichte werkzaamheden en verschuldigde termijnen van de tussen partijen gesloten onderhoudsovereenkomst, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vervaldatum per factuur.

2e [Opdrachtgever] te veroordelen tot nakoming van de met [opdrachtnemer] gesloten overeenkomsten en van de overige nader tussen partijen gemaakte afspraken terzake de uitvoering van meerwerkzaamheden. 3e Een deskundige te benoemen ter begeleiding van partijen bij de nog uit te voeren werkzaamheden in het kader van de nakoming van genoemde overeenkomsten en nadere afspraken en deze deskundige mandaat te verlenen tot het geven van bindende adviezen aan beide partijen, indien en voor zover gaandeweg de nakoming verschil van inzicht zou opleveren tussen beide partijen omtrent de uitleg van de verbintenissen over en weer.

4e Een deskundige te benoemen teneinde de definitieve door [opdrachtnemer] geleden schade ten gevolge van de wanprestatie van [opdrachtgever] te laten vaststellen.

5e Vast te stellen dan wel een deskundige te benoemen om in redelijkheid vast te stellen welke kosten nog gemoeid zullen zijn met de uitvoering van de werkzaamheden, waarvan [opdrachtnemer] met recht mocht verwachten dat deze op 5 november 2003 reeds door [bedrijf A] waren uitgevoerd en vervolgens [opdrachtgever] op te leggen die werkzaamheden voor die prijs alsnog door [opdrachtnemer] te laten uitvoeren, zulks eveneens onder begeleiding en toezicht van de hiervoor genoemde deskundige.

6e [Opdrachtgever] te veroordelen tot betaling van de kosten van de arbitrageprocedure, de kosten van bijstand door haar advocaat en de kosten van de bedoelde deskundige daaronder begrepen.

5.2 [Opdrachtnemer] baseert haar vorderingen en het verweer tegen de vordering van [opdrachtgever] – zakelijk weergegeven – op de volgende argumenten:

5.2.1 [Opdrachtnemer] is door [opdrachtgever] onjuist geïnformeerd over de stand van de implementatie op de datum van de overname van de contractuele verplichtingen van [bedrijf A] op 25 november 2003. Er waren veel minder prestaties geleverd en programma’s geïmplementeerd dan wel geaccepteerd dan [opdrachtnemer] mocht verwachten.

5.2.2 De problemen tussen partijen zijn voor een belangrijk deel te wijten aan het ontbreken van een projectstructuur, omdat [opdrachtgever] ondanks haar verplichting daartoe daar niet of onvoldoende aan heeft bijgedragen.

5.2.3 [Opdrachtgever] heeft een aantal facturen van [opdrachtnemer] onbetaald gelaten en is tevens in verband met meerwerk diverse bedragen verschuldigd. In totaliteit komt dit uit op een bedrag van

€ 414.859,31, bestaande uit openstaande facturen ad € 380.747,58 en nog op te stellen facturen met betrekking tot RRFC’s ad € 1.365,04 en met betrekking tot helpdesk ad € 32.746,69.

5.2.4 Een deskundige zal de prijs moeten vaststellen waartegen [opdrachtnemer] alsnog werkzaamheden zal verrichten, die naar zij had mogen verwachten door [bedrijf A] zouden zijn verricht en welke verder samenhangen met de uitvoering van de verbintenissen tussen partijen.

5.2.5 Tengevolge van de handelwijze van [opdrachtgever] heeft [opdrachtnemer] schade geleden, welke naar voorlopige vaststelling bestaat uit de volgende onderdelen:

Prestaties [L]€ 29.000,00
Prestaties [K]€ 51.250,00
Prestaties [O]€ 13.950,00
Prestaties [P]€ 11.160,00
Prestaties [Q]€ 12.090,00
Prestaties interne medewerkers€ 27.900,00
Kosten advocaat [X] (buitengerechtelijke kosten)€ P.M.
Kosten advocaat [gemachtigde opdrachtnemer 1] (buitengerechtelijke kosten)€ P.M.
Kosten advocaat [Y]€ 500,00
Ontslagvergoedingen€ P.M.
Contractverbreking JPP 6 x € 6.500,00€ 39.000,00
Gemiste kapitaalverhoging€ P.M.
Paralyseren van de Nederlandse markt€ P.M.
Totaal€ P.M. + € 183.850,00

5.3 [Opdrachtgever] heeft de vorderingen van [opdrachtnemer] en de gronden waarop deze rusten gemotiveerd betreden.

De gestelde tekortkomingen van [opdrachtnemer]

6.1 De DBC module-[opdrachtgever] geeft over dit onderwerp een lijst met gespecificeerde verwijten aan het adres van [opdrachtnemer]. Het eerste punt betreft het feit, dat [opdrachtnemer] er niet in is geslaagd om de DBC module van [product 1] tijdig en in overeenstemming met de specificaties op te leveren. Hierdoor kon [opdrachtgever] vanaf 1 januari 2005 niet goed factureren en aan de wettelijke verplichtingen inzake DBC’s voldoen. [Opdrachtnemer] stelt hiertegenover, dat de DBC module al in 2003 zou hebben gewerkt c.q. zou hebben kunnen werken. Arbiters stellen vast, dat in de eerste maanden van 2005 veel ziekenhuizen in Nederland problemen hadden met de verwerking van de DBC’s zodat de verzekeringsmaatschappijen over deze maanden voorschotten hebben overgemaakt. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden dat [opdrachtgever] in de eerste maanden van het jaar

2005 wel facturen heeft verzonden. Dit is ook gebeurd voordat [opdrachtgever] in het voorjaar van 2005 het vervangende pakket [product 2] operationeel had. De bewering van [opdrachtnemer] dat de DBC module al in 2003 naar behoren werkte, wordt weersproken door latere correspondentie tussen partijen. [Opdrachtnemer] heeft hier kennelijk op het oog, dat de registratie in [product 1] wel kon plaatsvinden en heeft plaatsgevonden (hetgeen [opdrachtgever] erkent), maar het heeft enige tijd geduurd voordat de HL7 koppeling naar wens functioneerde. Pas toen de koppeling van de registratie module in [product 1] naar de validatie en facturatie module in Hiscom was geëffectueerd, kon men op redelijke wijze de facturatie verzorgen. Desalniettemin bleven er problemen, omdat er onvolkomenheden in de software zouden zijn. Voor arbiters is moeilijk vast te stellen of de genoemde onvolkomenheden terecht aan [opdrachtnemer] worden verweten, aangezien een overzicht van de specificaties ontbreekt. [Opdrachtgever] gaat daartoe uiteindelijk uit van een lijst met “Urgente wijzigingsvoorstellen” in de DBC module (de zgn. lijst [C]).

Deze lijst bevat 32 wijzigingsvoorstellen, die op 19 oktober 2004 zijn vastgelegd, waarvan er 8 als zeer urgent zijn aangemerkt. Het zijn deze punten waarnaar uitdrukkelijk wordt verwezen in de brief van 24 november 2004, waarin [opdrachtgever] [opdrachtnemer] in gebreke stelt met de aanzegging dat deze punten vóór 10 december 2004 moeten zijn opgelost. Arbiters zullen deze punten van de lijst [C] één voor één bezien en deze vergelijken met het testrapport d.d. 3 december 2004, dat is opgemaakt door [D] ([opdrachtgever]) en [N] ([opdrachtnemer]). Dit laatste rapport is blijkens een bijgaand mailbericht door [opdrachtgever] aan [opdrachtnemer] toegezonden. Van belang is, dat laatstgenoemd testrapport betrekking heeft op de versie 2.5 welke alleen draaide op Windows XP dat – zoals bij [opdrachtnemer] bekend was – nog niet bij [opdrachtgever] in gebruik was. De conclusie van het rapport geeft evenwel aan, dat 5 van de geprioriteerde 8 items in V 2.4.8 (dat reeds in productie was) als opgeloste punten kunnen worden opgenomen. Zij zouden ook al in de acceptatieomgeving kunnen worden getest. Tevens vermeldt [opdrachtnemer] in de vergezellende e-mail een tijdsraming waarin de betreffende items zullen worden opgeleverd, die geheel binnen de week van 6 tot 10 december 2004 valt.

6.1.1 De HL-7 koppeling

[Opdrachtgever] stelt dat er blokkerende fouten zijn voor het uitvoeren van het validatie proces zodat er geen facturatie van DBC’s kan plaatsvinden. Uiteindelijk zou [opdrachtgever] zelf deze koppeling tussen de door [opdrachtnemer] geleverde [product 1] registratie module en de in haar Hiscom systeem functionerende validatie en facturatie modules hebben gerealiseerd. In het gezamenlijk opgestelde testverslag van 25 november 2004 staat dat dit probleem is opgelost. Nadien is er geen correspondentie tussen partijen geweest over deze kwestie. Op grond daarvan mocht [opdrachtnemer] aannemen, dat deze kwestie in orde was.

6.1.2 Performance problemen

[Opdrachtgever] geeft aan, dat de performance bij het invoeren van DBC’s slecht was waardoor veel tijdverlies en irritatie bij de gebruikers is ontstaan. [Opdrachtgever] legt hieromtrent meldingen over betreffende de periode september/begin oktober 2004, welke met een noodoplossing zijn geredresseerd. Latere meldingen, ook na 19 oktober 2004 (de datum van de lijst [C]) hebben kennelijk aanleiding gegeven tot optimalisatie van de software waardoor de performance sterk verbeterd was op 25 november 2004, aldus het op 3 december 2004 gedateerde testrapport. Op 21 januari 2005 wordt – zonder tegenspraak door [opdrachtgever] – vastgesteld dat er bij [opdrachtnemer] geen klachten over de performance meer zijn ontvangen, hetgeen door [opdrachtgever] ter gelegenheid van het pleidooi is bevestigd.

6.1.3 DBC’s, aangemaakt om spoedeisende hulp (SEH), zijn niet zichtbaar voor de specialist op zijn eigen account. Het gestelde probleem bemoeilijkt het werken voor de artsen, aangezien er wanneer zij aangemaakte DBC’s niet kunnen terugvinden, extra DBC’s zullen worden aangemaakt, waarmee het systeem wordt vervuild. De artsen lopen het risico zelfs van fraude te worden beschuldigd, omdat ze dubbel zouden hebben willen declareren. Volgens het testrapport van 3 december 2004 blijkt de betreffende functie op genoemde datum te werken, zodat het probleem geacht wordt te zijn opgelost.

6.1.4 Het realiseren van 4 automatische afsluitprogramma’s voor DBC’s

In een aantal gevallen bleek het afsluiten van verlopen openstaande DBC’s uit 2001, 2002 en 2003 alleen handmatig te kunnen geschieden, waardoor het proces van facturatie sterk werd bemoeilijkt. Naar ter zitting is komen vast te staan werkt de aangeboden functie wel generiek voor alle specialismen met dezelfde termijn. Aangezien deze oplossing “niet voldoende specifiek” is, heeft [opdrachtnemer] een voorontwerp gemaakt dat evenwel door [opdrachtgever] is afgekeurd. Op 15 december 2004 is dit punt in een gezamenlijk overleg tussen partijen besproken. Aan de uitwerking is evenwel geen gevolg meer gegeven.

6.1.5 Het verwijderen van onnodige muiskliks, pop-ups en koppen

Het gaat hier om onnodige extra bevestigingen, die bij het doorlopen van het programma moeten worden gepasseerd en veel tijd kosten en daarom irritatie opleveren. Het verslag van 3 december 2004 geeft aan, dat dit probleem op die datum als opgelost kan worden beschouwd.

6.1.6 Het verwijderen van oude DBC behandelcodes

Na de conversie van maart 2004 zijn er oude behandelcodes in de typeringslijsten blijven bestaan, die verder niet te kiezen zijn. Dit zorgde in de praktijk voor verwarring. Dit item blijkt uit het gezamenlijke testverslag van 3 december 2004 te zijn opgelost.

6.1.7 Het verwijderen van ten onrechte aangemaakte DBC’s

Door het ontbreken van de annuleringsfunctie en door fouten in de koppeling werden er ten onrechte onjuiste of onvolledige DBC’s aangemaakt. Aangezien deze onjuiste DBC’s niet door de arts, die de vergissing had gemaakt, konden worden gecorrigeerd, raakte het systeem vervuild, hetgeen lastig was bij het factureren. Dit probleem heeft voor veel extra werk gezorgd, omdat de correctie centraal bij de afdeling automatisering moest plaats vinden, welke daartoe een aparte melding moest ontvangen. In het gezamenlijke testrapport van 3 december 2004 is aangegeven, dat de beschreven oplossing onvoldoende is uitgewerkt en dat een nieuwe afspraak nodig is om dit onderwerp in detail verder te bespreken. In haar brief van 6 december 2004 doet [opdrachtnemer] hierover een drietal alternatieve voorstellen. Tijdens de bespreking van de projectleiders op 15 december 2004 is dit onderwerp wel aan de orde geweest, doch er is niet aangegeven hoe een oplossing kan worden bewerkstelligd.

6.1.8 Verbeteren van de autorisatiestructuur

Volgens [opdrachtgever] diende de autorisatiestructuur te worden verbeterd door het aanbrengen van een gedifferentieerd onderscheid tussen mutatie- en leesrechten. Een dergelijk onderscheid is nodig voor de controle op ondermeer de facturatie. Hierbij geldt, dat leesrechten aan bepaalde categorieën personeelsleden mogen worden toegekend, die een (veel) ruimer domein betreffen dan degenen aan wie de autorisatie is toegestaan. Het bovengenoemde testverslag van 3 december 2004 geeft aan dat deze functionaliteit niet in de versie 2.4.8 bestaat, zodat deze moet worden aangeboden in een andere versie. Daarvoor zal een concrete vraag van de zijde van [opdrachtgever] nodig zijn. Het is niet gebleken, dat [opdrachtgever] specifiek heeft aangegeven hoe zij deze functie uitgevoerd wenste te zien.

6.1.9 Conclusie ten aanzien van de DBC problematiek

Uit het voorgaande blijkt, dat van de urgente punten, die met betrekking tot de DBC module vóór 10 december 2004 moesten worden gerealiseerd, alleen de punten, die zijn aangeduid als “automatische afsluitprogramma’s” (item 4 vgl. § 6.1.4), de “verwijderfunctie” (item 13 vgl. § 6.1.7) en “het verbeteren van de autorisatiestructuur” (item 16 vgl. § 6.1.8) niet zijn gerealiseerd. Het laatstgenoemde punt is door [opdrachtgever] niet voldoende gesubstantieerd. Wanneer het muteren van DBC’s aan een selectieve groep moet worden toegekend, moet deze eis inhoudelijk worden omschreven. Een voorstel hiertoe van [opdrachtgever] is niet aan de orde gekomen. Voor de overige punten geldt, dat deze in samenspraak door [opdrachtgever] en [opdrachtnemer] zouden moeten worden opgelost. Het overleg daartoe is – blijkens de

correspondentie tussen partijen – niet door [opdrachtnemer] geblokkeerd. De gevolgen van de resterende problematiek met betrekking tot de DBC’s, zoals deze bestond aan het einde van 2004, kunnen daarom in redelijkheid niet alleen aan [opdrachtnemer] worden toegerekend. Daarbij is van belang, dat het niet zo is, dat [opdrachtgever] – naar ter zitting onweersproken is gesteld – begin 2005 met behulp van [product 1] in het geheel niet heeft kunnen factureren.

6.2 Termijnoverschrijdingen

Uit de overeenkomst tussen partijen d.d. 5/25 -november 2003 valt af te leiden, dat de opleverdatum is gesteld op 1 juli 2004. Op 18 juni 2004 zijn er evenwel nadere afspraken gemaakt tussen partijen, waarbij als opleverdatum 15 september 2004 is gesteld. De detailplanning daaromtrent is door [opdrachtgever] op 19 juli 2004 goedgekeurd. Het staat vast, dat deze datum door [opdrachtnemer] niet is gehaald. Op 15 september 2004 zendt [opdrachtnemer] een “Project/Stage Plan” aan [opdrachtgever], waarin zij aangeeft met uitzondering van de handleiding haar contractuele verplichtingen geheel te zijn nagekomen. Voor de afwerking van RFC’ s wordt ten behoeve van het projectmanagement de periode tot 14 januari 2005 gepland. Het is merkwaardig dat [opdrachtgever] op dit document niet heeft gereageerd. Het is wel komen vast te staan, dat het project niet voor of op 15 september 2004 is afgerond. Echter gelet op de nadere RFC’ s en het feit, dat [opdrachtgever] pas in november 2004 een aanmaning met tijdslimiet heeft gezonden, die alleen gold voor de DBC module, terwijl [opdrachtgever] zelf in november 2004 het project voor het overige “on hold” heeft gezet, kan de termijnoverschrijding van 15 september 2004 en later de overschrijding van 10 december 2004 voor wat betreft de DBC module, niet als een overschrijding van een dwingende limiet voor het gehele project gelden. Partijen zijn overigens na medio december 2004 nog samen voor het project aan het werk geweest. Van een aanzegging van een redelijke termijn voor de nakoming van de gehele overeenkomst is dan ook geen sprake.

6.3 Groot aantal gebreken in de software

[Opdrachtgever] stelt, dat de aangeleverde software steeds veel bugs en onvolkomenheden bevatte. Zij wijst daartoe op een op verzoek van de raadsman van [opdrachtgever] opgemaakt rapport van [Z] van [bedrijf C]. Dit rapport vermeldt, dat er in de software hinderlijke fouten zaten en deze onverwachte reacties vertoonde. Hij verwijst daartoe naar de zgn. lijst [C], die hierboven al is besproken. Aldus voegt dit rapport geen informatie toe met betrekking tot de hier door [opdrachtgever] voorgedragen stelling. Wel is van belang een op 20 juli 2004 door een medewerkster van [opdrachtgever] opgesteld testverslag van de versie 2.5. Op dat moment is er inderdaad een lijst fouten geconstateerd. Arbiters merken hierover op, dat dit verslag een test betreft, die er juist op is gericht om fouten in de software te herstellen. Het totale aantal nog niet opgeloste fouten komt uit op niet meer dan 40 à 45, hetgeen voor een project met een grote omvang als waarvan hier sprake is, niet als zorgwekkend kan worden gezien. Ook de cumulatieve lijst met bugs voor het gehele systeem, die als “Backlog Status [opdrachtgever]” in september 2004 door [opdrachtgever] is overgelegd, duidt niet op een abnormale situatie nu het een complex pakket betreft waaraan voortdurend door een aantal programmeurs wordt gewerkt. Veel van de geconstateerde fouten komen de arbiters ook niet als zo ernstig voor, dat het functioneren van het systeem daardoor zou worden geblokkeerd. Bovendien zijn deze punten doorgaans vrij gemakkelijk te herstellen. Daartoe was in de planning ook nog voldoende tijd. Arbiters komen tot de slotsom, dat de hier onderzochte feiten er niet op duiden dat er van een toerekenbare tekortkoming van [opdrachtnemer] sprake is.

6.4 Performance problemen

Arbiters verwijzen met betrekking tot deze stelling naar hetgeen is overwogen in § 6.1.2.

6.5 Gebrekkige en ontbrekende documentatie

[Opdrachtgever] klaagt erover dat [opdrachtnemer] van het begin af aan geen of ondeugdelijke documentatie heeft opgeleverd, hoewel zij ingevolge de overeenkomst verplicht was om de documentatie steeds gelijktijdig met de levering van nieuwe (versies van) software modules te verstrekken. Dit betreft zowel gebruikersdocumentatie als technische documentatie. [Opdrachtnemer] geeft aan, dat zij wel

degelijk documentatie heeft opgeleverd. Zij legt ten bewijze daarvan een aantal producties over onder de titels: “Release Note (RN) [opdrachtnemer] rel. 2.5’” (diverse versies van 21 juni 2004 tot 27 oktober 2004)”, “Specifications [opdrachtnemer] supported HL7 connection” (versies van 22 juli 2004 tot 14 december 2004), “Technische Specificaties voor accountant” – diverse onderdelen (versie van 19 september 2003)”, “Entity relationship diagram containing the relevant [opdrachtnemer] tables related to

DBC registration” d.d. 3 december 2004, een Testscript “Medical Record” d.d. 22 januari 2004 en 4 onderdelen gebruikersdocumentatie onder de titels: “Toegang tot probleemstellingen” d.d. 8 december 2003,” Medical Record – Instellen van hoofdstukken” d.d. 15 januari 2004, “Medical Record – Boomstructuur dokter [Y] – inbouwen van NV ALT’ d.d. 8 januari 2004, en “[opdrachtnemer] – Algemene handleiding eindgebruiker”, welke uit diverse onderdelen bestaat met – naar de arbiters voorkomt – steeds redelijk duidelijke beschrijvingen en schermoverzichten. In het door [opdrachtnemer] overgelegde

“Project/Stage Plan” d.d. 15 september 2004, waarin zij meldt dat zij aan al haar contractuele verplichtingen heeft voldaan, staat alleen bij “Handleiding” en “Technische specificatie accountant”: “Deels klaar”. Uit deze vermelding en naar aanleiding van de overgelegde voorbeelden kan niet worden geconcludeerd, dat [opdrachtnemer] stelselmatig dan wel voortdurend in gebreke is gebleven ten opzichte van de eis om documentatie op te leveren. De sommaties van [opdrachtgever] om aan de documentatie eis te voldoen dateren alle uit de periode oktober/november 2004, d.w.z. uit de periode dat de situatie tussen partijen “op scherp” was komen te staan en daarin wordt niet aangegeven of, en zo ja in hoeverre, de overgelegde documenten niet of niet voldoende voldeden aan terzake gerechtvaardigde eisen van [opdrachtgever]. Hoewel [opdrachtnemer] ten aanzien van dit punt niet volledig is geweest, kan hier naar redelijkheid niet van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten worden gesproken.

6.6 Gebreken in communicatie en projectmanagement

Naar de mening van [opdrachtgever] is [opdrachtnemer] gedurende de gehele uitvoering van de overeenkomst in gebreke gebleven om op een goede manier met [opdrachtgever] te communiceren en is zij tekortgeschoten ten aanzien van het projectmanagement. [Opdrachtnemer] verweert zich terzake niet alleen door deze stelling van [opdrachtgever] te betwisten, maar tevens door [opdrachtgever] te verwijten niet mee te werken aan een goede projectstructuur. Artikel 6 van de overeenkomst tussen [opdrachtgever] en [bedrijf A], welke door partijen is overgenomen, houdt in, dat partijen binnen een maand na het sluiten van de overeenkomst een projectstructuur zullen overeenkomen waarin het toezicht, de sturing en de eindverantwoordelijkheid binnen het [opdrachtgever] project worden vastgelegd. Vervolgens wordt verwezen naar art. 6.3 van de Bijzondere Voorwaarden, waarin een uitgebreide regeling is opgenomen voor “projectleiding en toezicht”. In dit artikel is een projectstructuur opgenomen, bestaande uit een stuurgroep, waarin voor [bedrijf A] in ieder geval de accountverantwoordelijke voor [opdrachtgever], de projectleider en de implementatiespecialist dienen te zitten, terwijl dit voor [opdrachtgever] de ICT manager en de projectleider zouden moeten zijn. Voorts dient er een projectoverleggroep te zijn, welke paritair is samengesteld door beide partijen op directieniveau. Vervolgens zijn er projectteams, waarin voor [bedrijf A] de projectleider en in ieder geval de implementatiespecialist zouden moeten zitten, terwijl dit voor [opdrachtgever] zouden zijn de ICT manager met de projectleider en eventueel verantwoordelijken en pilot gebruikers van betrokken werkgebieden. In de overeenkomst tussen partijen van 5/25 november 2003 staat verder, dat het projectmanagement zal worden uitgebreid met een projectleider geleverd door [opdrachtnemer], met ingang van 4 september 2003 en eindigend ten laatste op 1 juli 2004. Dit alles is theorie gebleken. De in art. 6 voorgestelde projectstructuur is maar zeer gedeeltelijk gerealiseerd. Het staat voor arbiters vast, dat het project niet vlekkeloos is geleid. [Opdrachtnemer] was als opvolgster van [bedrijf A] de meest gerede partij om dit onderwerp aan te pakken. Zij stelt hiertoe stappen te hebben ondernomen, maar [opdrachtgever] heeft bij de mondelinge behandeling toegegeven deze voorstellen te hebben afgewezen. Helaas hebben beide partijen er van af gezien om een overleggroep op directieniveau in te stellen, zodat het “commitment” op dat niveau er borg voor zou zijn geweest het project tot een succes te maken. Beide partijen treft hier een zekere blaam en wel zodanig, dat niet de ene partij de andere partij een meer ernstige tekortkoming terzake kan verwijten.

6.7 Conclusie

6.7.1 Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie, dat er van de door [opdrachtgever] gestelde gebreken alleen enkele items met betrekking tot de DBC module als tekortkomingen overblijven. Hieromtrent zou tussen partijen een nadere bespreking plaatsvinden, die echter niet is gehouden. Deze tekortkomingen zijn – hoezeer zij ook begrijpelijkerwijs irritaties hebben opgeroepen en ongemakken voor de gebruikers hebben veroorzaakt – in verband met de bijzondere aard van de betreffende automatiseringsovereenkomst van geringe betekenis in het kader van de totale overeenkomst, die [opdrachtgever] buitengerechtelijk heeft ontbonden. Immers enerzijds is er wel door [opdrachtgever] gewerkt met de DBC module en zijn er ook facturen met behulp van deze module opgemaakt en verzonden. Anderzijds geldt, dat de DBC module – ook naar zeggen van [opdrachtgever] – niet meer dan ongeveer 10% van het gehele project uitmaakte waarvan inmiddels een belangrijk deel was gerealiseerd.

6.7.2 Door vanwege haar onvrede – [opdrachtgever] spreekt van gebrek aan vertrouwen – het project op 24 november 2004 voor 90% “on hold” te zetten en in deze toestand te houden, heeft [opdrachtgever] haar medewerking aan de integrale uitvoering van de verbintenis door [opdrachtnemer] gestaakt en het voor [opdrachtnemer] onmogelijk gemaakt de totale prestatie naar behoren na te komen. [Opdrachtgever] stelt in haar memorie van eis (§ 48) zelfs dat zij al in februari 2005 – d.w.z. meer dan een maand voordat zij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden – een vervangend pakket in gebruik heeft genomen, waaruit volgt dat zij geen belang meer had met betrekking tot de nakoming van de overeenkomst voor zover deze de DBC-module betreft. Op grond van deze gedraging van [opdrachtgever], die mede gelet op de reactie daarop van [opdrachtnemer] d.d. 6 december 2004 als schuldeisersverzuim kan worden aangemerkt, kwam haar niet het recht toe de overeenkomsten tussen partijen buitengerechtelijk te ontbinden en moet ook haar subsidiaire vordering tot ontbinding van deze overeenkomsten door arbiters worden afgewezen.

6.7.3 [Opdrachtgever] heeft haar vordering tot ontbinding van de overeenkomsten tussen partijen ook gebaseerd op het gestelde in art. 11 lid 1 van de overeenkomst d.d. 21 maart 2002 tussen [opdrachtgever] en [bedrijf A], welke overeenkomst door [opdrachtgever] en [opdrachtnemer] is overgenomen. Het betreffende artikel luidt als volgt:

Artikel 11 ontbinding

11.1 Buiten hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald is:

a. [Opdrachtgever] gerechtigd de overeenkomst te beëindigen indien de module DBC registratie niet binnen een periode van 3 maanden na ondertekening van huidige overeenkomst kan goedgekeurd worden door de stuurgroep DBC registratie, en geïmplementeerd kan worden zodanig dat vijfentwintig (25) medisch specialisten ermee werken. Dit alles onder opschortend voorbehoud dat alle randvoorwaarden vervuld zijn, te weten: infrastructuur beschikbaar en koppelingen en gegevens door derden aanwezig. Indien deze evaluatie positief verloopt, dan engageren partijen zich om de overeenkomst verder uit te voeren volgens de clausules van de overeenkomst.

b. Ieder der partijen gerechtigd deze overeenkomst d.m.v. een aangetekend schrijven buiten rechte te ontbinden indien de andere partij ook na schriftelijke aanmaning stellende een redelijke termijn in gebreke blijft aan zijn verplichtingen uit deze overeenkomst te voldoen.

c. [Opdrachtgever] gerechtigd zonder dat enige aanmaning of ingebrekestelling zal zijn vereist, buiten rechte de overeenkomst d.m.v. een aangetekend schrijven te ontbinden indien [bedrijf A] ( … ) niet langer in staat moet worden geacht de verplichtingen uit deze overeenkomst na te kunnen komen.

Het beroep op deze ontbindingsgronden gaat naar het oordeel van arbiters niet op. Voor wat betreft het eerste lid sub a geldt, dat [opdrachtgever] niet aan [opdrachtnemer] heeft aangegeven, dat de betreffende goedkeuring door een stuurgroep DBC-registratie op een bepaald tijdstip zou moeten plaatsvinden. Daartoe was zeker aanleiding geweest na het overleggen van het Project/Stage Plan d.d. 15 september 2004 door [opdrachtnemer], hetgeen toch door laatstgenoemde als een gereedmelding is beschouwd. Als

reeds aangegeven, heeft [opdrachtgever] in het geheel niet op dit document gereageerd. Bovendien is er kennelijk met instemming van [opdrachtgever] al wel uitvoering gegeven aan onderdelen van de overeenkomst, die tot andere modules dan de DBC-registratie behoorden. Ten aanzien van het sub b gestelde wordt verwezen naar hetgeen in de voorgaande paragraaf is overwogen. Het gestelde sub c is niet van toepassing omdat [opdrachtgever] zelf het project voor het grootste deel “on hold” heeft gezet, tengevolge waarvan [opdrachtnemer] niet langer adequaat heeft kunnen presteren.

6.7.4 De vorenstaande overwegingen hebben tot gevolg dat niet alleen de vordering tot verklaring voor recht, dat de overeenkomsten door [opdrachtgever] rechtsgeldig zijn ontbonden, en de subsidiaire vordering tot ontbinding van deze overeenkomsten moeten worden afgewezen, doch ook de vorderingen van [opdrachtgever] tot ongedaanmaking en tot schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking komen.

Beoordeling van de vorderingen van [opdrachtnemer]

7.1 De vordering tot nakoming

7.1.1 Met betrekking tot hetgeen [opdrachtnemer] behoort toe te komen terzake van een integrale uitvoering van de overeenkomst heeft [opdrachtnemer] ondermeer een beroep gedaan op het feit, dat zij door [opdrachtgever] onjuist zou zijn geïnformeerd over de stand van de implementatie op de datum van de overname van de contractuele verplichtingen van [bedrijf A] op 5/25 november 2003. Er zouden – naar de mening van [opdrachtnemer] – veel minder prestaties zijn geleverd en programma’s zijn geïmplementeerd dan wel geaccepteerd dan [opdrachtnemer] mocht verwachten. [Opdrachtnemer] heeft aan deze stelling niet de consequentie verbonden van een beroep op vernietiging van de overeenkomst van 5/25 november 2003 op grond van een wilsgebrek. Tijdens het pleidooi is zijdens [opdrachtnemer] aangegeven, dat deze stelling meer zou moeten worden opgevat als een verweer tegen de conventionele vordering van [opdrachtgever]. Nu de vordering van [opdrachtgever] tot ontbonden verklaring c.q. ontbinding aan haar zal worden ontzegd, kan aan deze stelling in de hier aangegeven zin worden voorbij gegaan. Echter ook wanneer de kwestie van de misleiding zou moeten worden opgevat als een argument van [opdrachtnemer] om alsnog betaling te krijgen van [opdrachtgever] voor werkzaamheden, leveringen of diensten, die in de periode vóór 25 november 2003 zijn geschied of in de overeenkomst van 5/25 november 2003 als zodanig zijn genoemd, achten arbiters daartoe onvoldoende grond, omdat [opdrachtnemer] blijkens de genoemde overeenkomst van 5/25 november 2003, waarin een gespecificeerde lijst met verrichtingen en de daarbij horende status c.q. actie is opgenomen, uitdrukkelijk heeft verklaard, “dat zij alle rechten en verplichtingen uit het contract tussen [opdrachtgever] en [bedrijf A] inzake de levering en implementatie [product 1] overneemt van [bedrijf A] en zij garandeert dat zij alle verplichtingen van [bedrijf A] onder het contract zal nakomen”. [Opdrachtnemer] heeft – naar onweersproken is gesteld – ook voldoende gelegenheid gehad zich destijds van de werkelijke stand van zaken te overtuigen. Betaling van facturen, die betrekking hebben op werkzaamheden, leveringen of diensten, die volgens de overeenkomst van 5/25 november 2003 al zouden hebben plaatsgevonden en deswege zouden zijn gefactureerd en betaald, kan niet aan [opdrachtnemer] worden toegewezen.

7.1.2 Terzake van nog openstaande facturen van werkzaamheden, leveringen en diensten van de periode na 25 november 2003 stellen arbiters, dat het hen niet juist voorkomt de betaling van alle overeengekomen termijnbedragen en facturen zondermeer toe te kennen. Van belang is daarbij dat [opdrachtnemer] mede verantwoordelijkheid draagt voor het niet totstandkomen van een projectstructuur, terwijl tevens is gebleken, dat niet alle termijnen correct zijn aangehouden. Arbiters achten het billijk, dat [opdrachtnemer] een vergoeding toekomt voor de concrete inspanningen, die zij met betrekking tot de uitvoering van het project in de periode van 25 november 2003 tot ultimo 2004 heeft geleverd. Daarbij dient inzichtelijk te worden gemaakt welke bedragen zij terzake van 1e de uitvoering van de overeenkomst, 2e meerwerk en 3e onderhoudsactiviteiten heeft gefactureerd en welke bedragen daarvan zijn voldaan c.q. wat er nog

openstaat. Van belang bij de beoordeling van een en ander is dat blijkens de overeenkomst van 5/25 november 2003 de totale contractwaarde € 1.163.840,- bedraagt, waarvan op het moment van de overname reeds meer dan 90% was gefactureerd dan wel kort nadien door [opdrachtgever] is betaald. In de periode daarna heeft [opdrachtgever] nog eens ruim € 600.000,- betaald (zie § 3.6). Arbiters zullen nu een comparitie van partijen gelasten, waarbij [opdrachtnemer] in de gelegenheid zal worden gesteld door middel van bescheiden te staven wat zij de facto voor het ten processe bedoelde project heeft gepresteerd. Arbiters zullen dan als goede mannen naar billijkheid het aan [opdrachtnemer] toekomende bedrag vaststellen. [Opdrachtnemer] wordt verzocht de op deze vraag betrekking hebbende stukken, waaronder de urenspecificatie van de uitgevoerde werkzaamheden (persoon, tarief, datum, soort werk etc.) en de specificatie van de eventueel gemaakte kosten (facturen, bankafschriften etc.), 4 weken na het wijzen van dit vonnis aan arbiters en aan de wederpartij toe te zenden waarna [opdrachtgever] 4 weken de tijd krijgt daarop haar schriftelijke reactie te geven.

7.1.3 Voor de vaststelling van de terzake van de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten aan [opdrachtnemer] in beginsel toekomende bedragen geldt het volgende aangaande de op 21 januari 2004 tussen partijen gesloten onderhoudsovereenkomst. Volgens de bepalingen van deze overeenkomst heeft de dienstverlening in het kader daarvan een aanvang genomen op 20 oktober 2003. Blijkens art. 2.3 wordt de overeenkomststilzwijgend verlengd op de vervaldatum van 31 december voor een nieuwe duur van een jaar, terwijl elk der partijen het recht heeft de overeenkomst jaarlijks op te zeggen mits deze opzegging aangetekend aan de andere partij is verzonden ten laatste 3 maanden vóór deze vervaldatum. Naar het oordeel van arbiters moet de door [opdrachtgever] per aangetekende post verzonden brief van 4 april 2005, waarin zij de ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomsten inroept en tevens “een aanvullend beroep” doet op opzegging van de onderhoudsovereenkomst, als een rechtsgeldige opzegging van deze laatstgenoemde overeenkomst worden beschouwd. Dit betekent, dat de onderhoudsovereenkomst in ieder geval met ingang van 31 december 2005 wordt geacht te zijn opgezegd. Arbiters tekenen daarbij aan, dat zij bij de in de vorige paragraaf genoemde comparitie van partijen door middel van documenten wensen aangetoond te zien, dat er in de periode van 20 oktober 2003 tot aan het staken der activiteiten ultimo 2004 ook werkelijk onderhoudsdiensten zijn verricht. Daarvan kan pas sprake zijn als de daartoe van belang zijnde applicaties functioneren, zodat er ook redenen aanwezig kunnen zijn om op helpdesk medewerkers een beroep te doen.

7.2 De vorderingen tot schadevergoeding

7.2.1 Met betrekking tot de vorderingen van [opdrachtnemer] tot schadevergoeding volstaat zij met het overleggen van een “voorlopige opstelling”, terwijl een te benoemen deskundige tot een definitieve schadevaststelling zou moeten komen. [Opdrachtnemer] wil kennelijk niet tot een schadestaat procedure overgaan en laat het bij een vage aanduiding waaraan behalve de in § 5.2.5 weergegeven opstelling een algemeen bewijsaanbod is verbonden. [Opdrachtnemer] voldoet hiermee niet aan de eis dat een vordering tot schadevergoeding toch in een zodanige mate moet zijn gespecificeerd en gesubstantieerd, dat de tegenpartij zich daartegen met recht en reden kan verweren. Nu hiervan geen sprake is menen arbiters zich te kunnen beperken tot de gegeven opstelling van schadeposten.

7.2.2 De opstelling geeft eerst een zestal posten met betrekking tot prestaties van leden van de directie en het personeel van [opdrachtnemer]. Deze kosten moeten als interne kosten van de onderneming van [opdrachtnemer] worden beschouwd. Het is niet juist interne personeelskosten dan wel de tijd en aandacht, die aan een klant moet worden besteed, nog eens bovenop de contractueel in rekening te brengen kosten te zetten. De post contractverbreking JPP 6 x € 6.500,00 is geheel onduidelijk. Er ontbreekt zowel een specificatie als een aanduiding van het causaal verband met de niet-nakoming door [opdrachtgever]. De posten met betrekking tot ontslagvergoedingen, een gemiste kapitaalsverhoging en het paralyseren van de Nederlandse markt vallen onder de normale bedrijfsrisico’s. Bovendien zijn er geen relevante feiten of omstandigheden gesteld waaruit het causaal verband tussen het onderhavige geschil en

het missen van nieuwe opdrachten en de belangstelling van financiers kan blijken. Uit het bovenstaande volgt, dat alle hier genoemde vorderingen moeten worden afgewezen.

Slotsom

Gelet op het vorenstaande komen arbiters tot de volgende uitspraak, waarbij zij alle beslissingen zullen aanhouden tot de in § 7.1.2 bedoelde comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Arbiters geven hierbij reeds aan, dat de gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad dient te worden afgewezen, aangezien het tussen partijen overeengekomen arbitraal beding in de overeenkomst van 5/25 november 2003 inhoudt, dat elk geschil tussen partijen definitief en in eerste aanleg wordt beslecht volgens het reglement van de SGOA, welk reglement – tenzij zulks tussen partijen uitdrukkelijk is overeengekomen – geen hoger beroep toelaat.

RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID:

Zo in conventie als in reconventie:

Alvorens verder te beslissen:

Bepalen dat partijen, deugdelijk vertegenwoordigd en vergezeld van hun raadslieden, zullen verschijnen voor arbiters op 24 november 2006 om 10.00 uur aan de Patrijsweg 36 te Rijswijk voor het geven van inlichtingen, zoals in § 7.1.2 van dit vonnis overwogen, en teneinde een schikking te beproeven. Bepalen dat voorafgaand aan deze comparitie van partijen [opdrachtnemer] binnen 4 weken na heden haar onderbouwde standpunt dienaangaande schriftelijk aan [opdrachtgever] en arbiters zal doen toekomen, waarna [opdrachtgever] in de gelegenheid wordt gesteld om binnen 4 weken na ontvangst daarvan haar schriftelijke reactie te geven.

Houden iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen te Breda op 31 augustus 2006.

[arbiter 1] [arbiter 2] [arbiter 3]