Conflict management

Conflicten tussen: Businesspartners

In het Nederlandse contractenrecht staat de contractsvrijheid als belangrijk beginsel voorop. Als partij – burger, bedrijf of andere organisatie – bepaal jezelf of je met een andere partij contractueel in zee wenst te gaan en zo ja onder welke contractvoorwaarden je dat wenst te doen. Ook bij IT-contracten geldt dat uitgangspunt. Het is een belangrijk uitvloeisel van de gedachte van partijautonomie. De zelfbeschikking van het individu, bedrijven en organisaties is daarbij de leidende gedachte. Alleen dwingendrechtelijke regels uit de wet stellen grenzen aan die vrijheid.

De gedachte van partijautonomie werkt ook door in de procespraktijk. Wenst u een zaak tegen een andere partij bij de overheidsrechter of een arbitrage-instelling  aanhangig te maken, dan bepaalt u zelf wat u wenst te vorderen. Vordert u bijvoorbeeld de volledige en onverkorte nakoming van een IT-contract, dan vraagt u aan de rechter of arbiters uiteraard iets anders dan wanneer u een schadevergoeding wegens wanprestatie uit datzelfde IT-contract verlangt. De keuze van wat er in een procedure gevorderd wordt ligt dus eveneens bij elk van de procespartijen. Dat is voor een geding bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA) niet anders.

De autonomie van partijen in een procedure bij de overheidsrechter kent een duidelijke grens. Partijen die een zaak aan de overheidsrechter voorleggen kunnen immers niet kiezen welke rechter op de zaak wordt gezet. Dat bepaalt de rechterlijke instantie aan wie een geschil wordt voorgelegd zelf.

Bij de SGOA is dat in beginsel anders. Vanuit de gedachte dat partijen zelf zoveel mogelijk vorm moeten geven aan de beslechting van hun geschil, zegt het arbitragereglement van de SGOA dat elk der partijen zelf een arbiter nomineren voor het scheidsgerecht van drie arbiters. De eisende partij nomineert de arbiter van haar voorkeur en de gedaagde doet dat ook. Zij maken elk hun keuze op basis van een lange lijst van beschikbare SGOA-arbiters. Deze beide arbiters kiezen vervolgens op hun beurt een derde arbiter. Het spreekt vanzelf dat alle arbiters van de SGOA onafhankelijk en onpartijdig moeten zijn, zodat zij dus geen zakelijke of persoonlijke belangen bij een van de partijen mogen hebben.

Met deze procedure waarborgt de SGOA dat partijen zelf een wezenlijke rol spelen bij de selectie van arbiters. Het bureau noch het bestuur van de SGOA hebben hierin een sturende rol. Het primaat van de partijen zelf staat bij de nominatie van arbiters dus voorop. Daarmee versterkt de SGOA het vertrouwen in de procesgang van een arbitrale procedure.

Op dit uitgangspunt kent de SGOA slechts twee uitzonderingen. Ten eerste is dat het geval bij een arbitraal kort geding, in welk type procedure – naar zijn aard – arbiters zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing moet kunnen nemen. In dat geval is een snelle benoeming van arbiters geboden, hetgeen om die reden direct door het bestuur van de SGOA wordt uitgevoerd. De tweede uitzondering betreft de arbitrale procedures waarin slechts één arbiter optreedt. In die gevallen is een nominatie door elk der partijen onwerkbaar.

Los van deze twee uitzonderingen geldt binnen de SGOA:  het primaat van de selectie van arbiters ligt goeddeels bij partijen zelf. Wel zo eerlijk en ook goed voor het draagvlak van arbitrage.

De ICT-branche wordt steeds volwassener en net zoals in andere branches neemt de specialisatie en daarmee de complexiteit van de samenwerking tussen hoofd- en onderaannemers toe. Helaas gaan daardoor in deze samenwerkingsvormen soms zaken mis, waardoor conflict tussen de klant, de hoofd- en de onderaannemer dreigt. Een snelle, vertrouwelijke oplossing is dan geboden. Uit onderstaande case blijkt hoe de SGOA dergelijke geschillen oplost.

Case: Conflicten over een distributieovereenkomst
Een softwarehuis A sluit een overeenkomst met een ander softwarebureau B over de exclusieve verkooprechten van een softwarepakket van B. Softwarehuis A heeft geen afnameverplichting, wel een verplichting tot verkoopinspanning.

Volgens softwarehuis A blijken direct na levering gebreken en zou de documentatie onjuist en onduidelijk zijn. Softwarebureau B bestrijdt dat er fundamentele fouten in de software voorkwamen en stelt geen verplichting te hebben gehad documentatie te leveren. Er worden positieve testrapporten van derden overlegd, waarvan softwarehuis A beweert dat deze zijn opgesteld door een familielid van de directie van B. Softwarebureau B stelt verder dat de software door A gemanipuleerd kan zijn, zodat die versie geen object van toetsing mag zijn. De afspraken waren gebaseerd op gezamenlijk promotioneel optreden en samen kosten en opbrengsten delen. Partijen dachten dat het mogelijk moest zijn een omzet te behalen van € 320.000 per jaar.

Gezien de kwaliteit van de software wil softwarehuis A de pakketten echter niet meer verkopen, terwijl er wel bestellingen zijn geweest. Na de nodige felle correspondentie over en weer besluit softwarehuis A de overeenkomst te ontbinden en eist bijna euro 300.000 schadevergoeding. Softwarebureau B verzoekt de rechtbank als reactie daarop softwarebureau A te veroordelen tot het betalen van de openstaande rekeningen, ook geschat op vele honderdduizenden euro’s. Een Arrondissementsrechtbank vraagt een deskundige van de SGOA een onderzoek in te stellen naar de kwaliteit van de programmatuur op een specifieke datum.

De procedure start met kennismakingsgesprekken met hun toestemming zonder de aanwezigheid van advocaten. Al in de eerste gesprekken wordt duidelijk dat beide partijen in hun maag zitten met deze zaak. Zij beseffen ook dat de beide tegenstrijdige standpunten over de software overtrokken zijn. Verder blijkt ook dat de wederzijdse schadeclaims nergens op gebaseerd zijn. De deskundige constateert dat de laatste versie van het onderhavige softwareprogramma van softwarehuis B nog steeds goed bruikbaar is voor softwarehuis A. Hij stelt voor om alsnog een distributieovereenkomst aan te gaan tussen A en B en voert enige pendeldiplomatie uit om te komen tot voor beide partijen acceptabele voorwaarden. Na een korte testperiode voor de (nieuwe) software, wordt deze door softwarehuis A akkoord bevonden. Daarna wordt een door de deskundige opgestelde distributieovereenkomst door partijen ondertekend en wordt de rechter geïnformeerd dat de zaak is afgehandeld.