Geachte lezer,
In deze editie van onze nieuwsbrief onder meer aandacht voor het volgende:
Aan het einde van dit jaar kiest Van Dale hét Woord van 2021: een woord dat het afgelopen jaar het best karakteriseert. Volgens mij is boosterprik een grote kanshebber. Dat zou in elk geval het woord zijn voor de SGOA. Want we zijn op een aantal thema’s gaan prikken. We hebben de mogelijkheden van mediation en arbitrage breed uitgedragen aan de buitenwereld, en de live en online bijeenkomsten hebben onze community een boost gegeven. De lijst met associates is uitgebreid met een aantal gerenommeerde namen in ICT en recht. En in het bestuur is Polo van der Putt aangetreden. We hebben het nodige gedaan aan een duidelijke SGOA signatuur: met het mediationhandboek, de intervisiesessies en het nieuwe arbritragereglement leverden we in 2021 betere én herkenbare diensten aan partijen met een ICT-dispuut. |
![]() |
In deze SGOA signaal herkent u de thema’s ook. Onze nieuwe associate Eva Visser, ICT-advocaat-partner bij Project Moore stelt zich aan u voor. Bestuurslid Peter van Schelven geeft de highlights van het nieuwe arbitragereglement en doet verslag van de uitreiking van de Hans Frankenprijs. Prijswinnaar Anna Keuning neemt u mee in haar scriptie over de problematiek van de uitwisseling en het gebruik van persoonsgegevens in ketens van organisaties. En Frederique Ternede blikt terug op de SGOA Academy van 4 november.
Natuurlijk gaan we in het nieuwe jaar door op de ingeslagen weg: we zetten mediation en arbitrage bij ICT-geschillen in de spotlight, versterken de SGOA community, en vergroten de herkenbaarheid en kwaliteit van SGOA-mediations en -arbitrages. Ook gaan we onze pijlen richten op jong talent in ICT en recht en hen meer bekend maken met de mogelijkheden van arbitrage en mediation bij ICT-geschillen. Want de talenten van nu zijn de professionals van de toekomst. Met hun bijdrage aan de community blijft de SGOA fit en sterk. Heeft u suggesties? We horen het graag.
Namens het bestuur bedank ik iedereen die in 2021 een bijdrage aan de SGOA heeft geleverd. En spreek ik de hartgrondige wens uit dat het Woord van 2022 niets te maken heeft met COVID-19 en alle bijverschijnselen die daarmee gepaard gingen.
Fijne kerstdagen en ondanks het vuurwerkverbod toch een knallende jaarwisseling. Cheers!
Namens het bestuur van de SGOA
Chris Barbiers, voorzitter SGOA
Recent benoemd arbiter Eva Visser is medeoprichter en advocaat-partner bij Project Moore. Zij stelt zich graag aan u voor.
Advocaat en ondernemer“Dit jaar is een bijzonder jaar, want Project Moore, het kantoor dat ik met drie andere advocaten van Stibbe en De Brauw heb opgericht, bestaat 10 jaar. Een mooie mijlpaal die we met onze peers en cliënten willen vieren zodra dat weer kan. Project Moore is gespecialiseerd in IT-recht en privacy. Hiervoor werkte ik ruim 8 jaar op de TMT-praktijk van Stibbe. Een mooie leerschool waarin ik alle ruimte kreeg om me als advocaat te ontplooien. In die tijd heb ik de Grotius specialisatieopleiding Informaticarecht afgerond. En omdat commerciële dienstverlening niet alleen juridische vakkennis vereist, maar ook bedrijfskundig en financieel-economisch inzicht, heb ik aan INSEAD, Fontainebleau ook een MBA Highlights programma gevolgd." |
![]() |
“Het gaat snel in IT. De manieren om informatie te verwerken en te delen veranderen elke dag. Innovaties in outsourcing, cloud computing, slimme contracten en artificial intelligence bieden boeiende mogelijkheden voor organisaties. En juridische uitdagingen, omdat de wetgeving de technologie niet altijd kan bijhouden. Als advocaat met uitgebreide ervaring in IT- en privacyzaken adviseer ik organisaties over deze juridische uitdagingen en procedeer ik waar nodig. Ik ben als docent verbonden aan de postdoctorale specialisatieopleiding Privacyrecht aan de Grotius Academie (Radboud Universiteit Nijmegen). Verder ben ik (oud-bestuurs)lid van diverse verenigingen zoals de Vereniging voor Informaticarecht Advocaten (VIRA), Vereniging Privacyrecht Advocaten (VPR-A), de Nederlandse Vereniging voor Informatietechnologie & Recht (NVvIR) en de Vereniging Privacyrecht (VPR) waarvan ik een van de oprichters was.”
"Doordat ik aan zowel de klant- als de leverancierszijde te maken heb met IT- en privacygeschillen heb ik een goed overzicht van de markt en de wederzijdse belangen. Als advocaat heb ik in de afgelopen jaren veel cliënten bijgestaan, in onder meer mediations, bindend-adviesprocedures en arbitrages. Ik vind het een eer en een mooie volgende stap om die ervaring nu als arbiter bij de SGOA in te zetten. Maar ik wil ook kijken hoe we als stichting meer impact kunnen maken, bijvoorbeeld door het go-to-instituut te worden voor het beslechten van (B2B)-privacygeschillen. Ik weet dat er veel ergernis is over de lange duur van procedures bij de rechtbank en de onzekerheid die dat meebrengt. Ik zie ernaar uit om als arbiter bij te dragen aan snellere en deskundige rechtspraak. De eerste arbitrages hebben zich inmiddels via het bureau aangediend. Ik verheug me erop."
Vanaf 2022 heeft de SGOA een nieuw arbitragereglement, de opvolger van de versie uit 2015. Sommige aanpassingen zijn van tekstuele en juridisch-technische aard, andere aanpassingen zijn inhoudelijker. Hieronder vindt u een kort overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
Digitaal tenzijTot voor kort wisselden we meestal dikke papieren dossiers uit: naar het bureau van de SGOA en vanaf het bureau naar de arbiters. Dat is niet meer van deze tijd. Daarom is in het nieuwe reglement de keuze gemaakt voor het indienen van stukken: alles digitaal, tenzij … Door onze ervaringen met COVID-19 hebben we ook spelregels over eventuele online zittingen opgenomen. Uitgangspunt is dat de zitting via video-conference plaatsvindt als de partijen in de arbitrale procedure het daarover met elkaar eens zijn, behalve als het scheidsgerecht het wenselijk vindt dat de zitting toch anders moet worden georganiseerd. Krijgen de partijen geen overeenstemming over de vraag of de zitting wel of niet via een video-conference plaatsvindt, dan beslist het scheidsgerecht daarover. |
Een prominentere rol voor de Privacy- & SecuritykamerEen andere aanpassing gaat over de positie van de Privacy- & Securitykamer. Bij geschillen over de bescherming van persoonsgegevens of informatiebeveiliging kunnen volgens het reglement ook de deskundigen van de Privacy- & Securitykamer worden betrokken. Dat was al het geval, maar met de aanpassingen wordt het belang van deze kamer van de SGOA meer beklemtoond. Denk hierbij bijvoorbeeld aan geschillen die zich voordoen bij de uitvoering van verwerkersovereenkomsten tussen opdrachtgevers en Cloudproviders, claims wegens vermeend gebrekkige IT-security, conflicten als organisaties onderling (ad hoc of op grote schaal) gegevens uitwisselen, geschillen over de security-specificaties bij softwareontwikkeling en geschillen over de toepassing van specifieke securitystandaarden zoals ISO27001, ISO27002, NEN7510, NEN7512 en NEN7513. Verdere modernisering procesgangDe praktijk heeft laten zien dat de voortvarende behandeling van een geschil gebaat kan zijn bij vroegtijdige regiezittingen, soms zelfs voordat memories zijn uitgewisseld. Met het oog op professioneel casemanagement en proces-economie voorziet het nieuwe reglement daarom in een meer uitgewerkte regeling over regiezittingen. Om de eigen verantwoordelijkheid van de procederende partijen bij een voortvarende procesgang te onderstrepen zet het nieuwe reglement partijen aan om tijdig aan de bel te trekken als een van hen van mening is dat de wederpartij, het scheidsgerecht of het bureau van de SGOA de spelregels voor de arbitrale procedure niet of niet goed naleeft. Met spelregels bedoelen we dan het arbitragereglement zelf, de geldende regels uit het wettelijke arbitragerecht en de met de partijen gemaakte afspraken over de procesorde. Kortom, als procespartij moet je dus tijdig ‘kikken’. Plaats van arbitrageIn het vorige reglement was Haarlem als standaardplaats van arbitrage opgenomen. Volgens het nieuwe reglement is dat Amsterdam. Natuurlijk hoeven niet alle zittingen op een locatie in Amsterdam plaats te vinden. Partijen komen schriftelijk een locatie in Nederland overeen. Arbitraal kort gedingOnder het vorige reglement bestond het scheidsgerecht in arbitraal kort geding uit drie arbiters. Nieuw is dat het scheidsgerecht in een arbitraal kort geding in beginsel uit één arbiter bestaat. Met deze wijziging sluit de SGOA aan bij praktijk van het kort geding van de overheidsrechter, waarbij in eerste instantie ook steeds één voorzieningenrechter optreedt. Met deze wijziging worden de kosten van een arbitraal kort geding voor partijen gedrukt. Overigens voorziet het nieuwe arbitragereglement, net als de vorige versie, niet alleen in een arbitraal kort geding. Ook tijdens een gewone arbitrale procedure kunnen aan het scheidsgerecht voorlopige voorzieningen worden gevraagd. KostenAan het voeren van een arbitrale procedure zijn kosten verbonden. In het aanhangsel bij het nieuwe arbitragereglement worden die nu veel inzichtelijker gemaakt. Er is nu duidelijkheid over de administratiekosten voor het indienen van een vordering of een tegenvordering. Ook het uurtarief voor het honorarium van arbiters is transparanter. In het reglement maken we onderscheid tussen vorderingen met een geldelijk belang en vorderingen zonder geldelijk belang. ToepasselijkheidHet gewijzigde reglement geldt in principe alleen voor nieuwe arbitrages. En niet voor arbitrages die al bij de SGOA aanhangig waren. Ook een Engelse versieHet arbitragereglement is er in het Nederlands en in het Engels. DankwoordBij het opstellen van het nieuwe arbitragereglement hebben we gebruik gemaakt van de rijke kennis en ervaring van drie prominente associates: mr. Alfred Meijboom, mr. Hendrik Struik en mr. Reinout Rinzema. De feedback die zij belangeloos hebben gegeven op een eerder concept was heel waardevol. Bij deze onze hartelijke dank. Meer informatie?Wilt u meer weten over het nieuwe arbitragereglement en het aanhangsel, neem dan contact op met het bureau van de SGOA. |
Tijdens een goed bezochte bijeenkomst in Amsterdam op 4 november kreeg mr. Anna Keuning de SGOA Hans Frankenprijs uitgereikt voor haar masterscriptie: Correcting errors within a chain network - The allocation of responsibilities of chain actors and the legal protection against chain errors from the perspective of European and Dutch law. Anna schreef haar scriptie als rechtenstudente aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Prof. dr. Hans Franken, de man die jarenlang als prominent bestuursvoorzitter voor de SGOA actief was en nog steeds als mediator aan de SGOA verbonden is, reikte de prijs voor de vierde keer uit. |
![]() |
Waar de ene organisatie in een keten gebruik maakt van de gegevens die door een andere organisatie worden verstrekt, kan veel fout gaan. De impact van één datafoutje kan door de hele keten heen doorwerken en mensen hard raken. In haar studie brengt Anna de juridische mogelijkheden van aansprakelijkheid van ketenpartners in beeld. Zij presenteert nieuwe ideeën ter versterking van de bescherming van mensen en doet in dat kader innovatieve suggesties. Anna deed haar onderzoek onder begeleiding van de Rotterdamse hoogleraar Prof. E.F. Stamhuis.
De jury van de Hans Frankenprijs schrijft over haar scriptie: “Ketensamenwerking in de ICT is een complex verschijnsel. Het kan je als mens of organisatie diep raken als de ene instantie in een keten van instanties onjuiste of onvolledige informatie verstrekt aan een andere instantie, die vervolgens op basis van de aldus verkregen informatie een verkeerde beslissing over jou of jouw organisatie neemt. Er zijn voorbeelden te over waarin een keten van instanties, gekenmerkt door de beduidende afwezigheid van menselijke tussenkomst bij volledig geautomatiseerd genomen beslissingen, mensen of organisatie ‘vermaalt’. Laat je als burger de jou betreffende gegevens bij de ene instantie corrigeren, dan is daarmee nog niet verzekerd dat ook andere partijen in de keten onjuiste informatie en beslissingen automatisch corrigeren. Het is een blinde vlek van de wetgever: zij staat van oudsher meer stil bij verantwoordelijkheden van individuele instanties en bedrijven, dan bij die van ketens van organisaties.”
Rechterlijk onderzoekAnna Keuning behandelt deze problematiek vanuit privacy-rechtelijk, bestuursrechtelijk en civielrechtelijk perspectief. Zij pleit onder meer voor een versterking van de verantwoordelijkheid van de rechter rondom deze problematiek. Rechterlijk onderzoek naar de deugdelijkheid van databronnen verdient meer aandacht. We feliciteren Anna Keuning nogmaals met de prijs. Het onderwerp van haar scriptie is, zoals de ontwikkelingen in de publieke sector laten zien, steeds meer van grote maatschappelijke betekenis. |
![]() |
Anna stelt zich graag aan jullie voor:
"Mijn naam is Anna Keuning, ik ben een masterstudente Rechtswetenschappelijk onderzoek (ReMa) aan de Rijksuniversiteit Groningen en tevens werkzaam als beleidsmedewerker bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De ReMa is een meerjarige master die zich met name focust op verschillende juridische onderzoeksvaardigheden. Deze master heb ik gecombineerd met een domeinmaster International & European Law aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Voor de afronding van het programma in Rotterdam heb ik een masteronderzoek gedaan naar de verantwoordelijkheden van overheden als er fouten optreden in een overheidsketen. Fouten binnen een overheidsketen kunnen op allerlei verschillende manieren ontstaan, denk bijvoorbeeld aan verkeerde input data, een bug of een foutieve translatie van wetgeving in algoritmes die gebruikt worden tijdens de besluitvorming. Doordat overheden tegenwoordig steeds meer data van elkaar gebruiken - denk aan het gebruik van persoonsregisters, zoals het BRP – en het besluitvormingsproces zelf ook steeds meer geautomatiseerd wordt, bouwt bestuurlijke besluitvorming tegenwoordig veel meer op elkaar voort. Dit betekent dat een klein foutje grote gevolgen kan hebben voor burgers of bedrijven, doordat de fout kan doorwerken in verschillende bestuurlijke besluiten. Met mijn scriptie heb ik de verschillende relevante rechtsgebieden onderzocht die de verantwoordelijkheden en de rechtsbescherming bepalen in geval zo’n fout optreedt, om te bezien of deze stelsels tezamen de problemen die een ketenfout kan veroorzaken voldoende definitief herstellen. Daar is in naar voren gekomen dat rechtsbescherming en herstel van dit soort problemen momenteel onvoldoende is omdat met name het bestuursrecht niet goed aansluit op de moderne realiteit van de bestuurlijke ‘keten’ besluitvorming, omdat het bestuursrecht deze connectiviteit van besluiten niet erkend. Voor deze scriptie heb ik dit jaar de SGOA Hans Franken scriptieprijs in ontvangst mogen nemen voor de meest innovatieve scriptie op het gebied van IT-recht. Daarvoor ben ik de jury zeer dankbaar. In november vond er een feestelijke uitreiking plaats tijdens de SGOA Academy, waar Hans Franken mij persoonlijk de prijs heeft overhandigd. Het was een ontzettend leuke dag waar ik met veel plezier op terugkijk. Ik wil graag de SGOA en alle juryleden bedanken voor het mogen ontvangen van deze mooie prijs en voor al hun bemoedigende woorden. Mocht je geïnteresseerd zijn in het lezen van mijn scriptie, dan kan je deze hier vinden."
Op 4 november 2021 organiseerde de SGOA in samenwerking met deLex Media weer een SGOA Academy: IT-jurisprudentie en privacyactualiteiten. Polo van der Putt en Gerrit-Jan Zwenne praatten ons bij. De middag werd afgesloten met een feestelijke borrel. Niet virtueel, maar live deze keer. Frédérique Ternede, redacteur Data Cybersecurity & Privacy, deLex Media doet verslag. |
![]() |
Polo ging in zijn presentatie vooral in op het nakomingsaspect, schuld en aansprakelijkheid en digitalisering bij (stroef lopende) IT-projecten. Hij behandelde onder andere de zaak van het hof Amsterdam op 20 oktober 2020, ECLI:NL:GHAMS:202:2749 over een geschil tussen appellant en Capgemini die volgens appellant een broncode van slechte kwaliteit zou hebben geschreven voor een bepaald project. Appellant vordert onder meer restitutie van betaalde facturen en schadevergoeding. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellant afgewezen, omdat nakoming niet blijvend onmogelijk is en Capgemini evenmin in verzuim is. In hoger beroep brengen partijen over en weer rapporten in het geding over de kwaliteit van de broncode. Appellant stelt dat de broncode van een dermate lage kwaliteit is, dat de broncode opnieuw moest worden opgebouwd. In het geval dat de stellingen van appellant opgaan, is er in wezen sprake van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming aan de zijde van Capgemini, waarmee de verzuimregels ex artikel 6:74 lid 2 BW buiten toepassing blijven. De zaak laat de complexiteit van IT projecten zien en welke vraagstukken aan de orde komen bij (vermeend) nalatenschap.
Het tweede gedeelte van de bijeenkomst werd ingevuld door Gerrit-Jan. Gerrit-Jan besprak veel zaken en onder meer de CoronaMelder. Verschillende privacy-experts voelden het al aan of wisten het al zeker. Artikel 6.1 AVG, wie kent ‘m inmiddels niet. Valt de CoronaMelder onder een a of e-grondslag? Daarvoor moeten we eerst de toestemmingsvragen stellen: kan de overheid wel gebruik maken van toestemming? Antwoord: eigenlijk niet. Is die toestemming wel vrijgegeven? Antwoord: eigenlijk niet. Uiteindelijke conclusie over de CoronaMelder: eigenlijk niet, máár ... we doen het toch. Zo gaf Gerrit-Jan nog een aantal voorbeelden van zaken die twijfelachtig zijn. Eén ding was mij duidelijk na de presentatie. Door recht te maken is het noodzakelijk eerst recht te vormen, zodat het er allemaal in past: oud en nieuw.
Arbitraal kort geding. Leverancier is gespecialiseerd in het verhandelen, ontwikkelen en produceren van softwaresystemen. Afnemer is een onderneming die zich onder meer toelegt op recycling en afvalverwerking. In 2004 startte een telecombedrijf bij afnemer een project voor het gebruik van mobiele boardcomputers in de vrachtwagens voor afvalverwerkingsprocessen. Leverancier leverde toen al de bijbehorende software. In 2008 trok het telecombedrijf zich terug als hoofdaannemer. Vanaf dat moment leverde leverancier de boardcomputers. Afnemer heeft buiten leverancier om boardcomputers gekocht en deze zonder toestemming geïnstalleerd en gebruikt. Leverancier stelt nu dat er sprake is van inbreuk op het auteursrecht op de door haar vervaardigde software, die afnemer op boardcomputers van een andere partij dan leverancier heeft geïnstalleerd. In de prijs van de boardcomputer die afnemer van leverancier in de loop der jaren kocht, was echter steeds de licentievergoeding voor het gebruik van de software inbegrepen. Ook waren de licenties niet systeemgebonden. Er is geen sprake van auteursrechtinbreuk, omdat afnemer niet méér boardcomputers met software heeft dan het aantal licenties dat zij van leverancier heeft afgenomen. Nergens blijkt dat afnemer de verkregen rechten niet zou kunnen gebruiken op andere boardcomputers. Het scheidsgerecht wijst de vorderingen van leverancier af.
Appellant heeft geïntimideerde een laptop met illegale SolidWorks software geleverd. Appellant stelt dat legale SolidWorks software normaliter € 6.000,00 kost en dat geïntimeerde aan appellant had medegedeeld maximaal € 1.000,00 te willen betalen, waardoor geïntimideerde moest weten dat de software illegaal zou zijn. Volgens het hof zijn er geen concrete feiten of omstandigheden waaruit de geïntimeerde rekening moest houden dat appellant een laptop met een illegale versie of een trialversie van Solid Works zou leveren. Appellant had redelijkerwijs moeten begrijpen dat geïntimeerde een laptop met een legale versie van SolidWorks wilde. Hij heeft niet op enig moment vóór de koop of de levering ervoor gewaarschuwd dat een laptop zou worden geleverd met een illegale versie of een trialversie van SolidWorks. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.
Bittuning exploiteert een webshop. Zij heeft met Linq5 een overeenkomst gesloten over een koppeling (‘plug-in’) tussen de webshop van Bittuning en het boekhoudprogramma van Exact Online. Bij gebruik bleek dat gegevens van crediteuren in dat boekhoudprogramma werden overschreven door debiteurenboekingen. Linq5 heeft de koppeling aangepast, waarna de problemen zijn verholpen. Bittuning heeft de overgeschreven data hersteld. Op grond van tekortkoming wil Bittuning de kosten van medewerkers, haar boekhouder en haar advocaat op Linq5 verhalen. Deze vordering is door de rechtbank afgewezen. Het hof stelt vast dat de koppeling als zodanig goed functioneerde: zij leidde de gegevens van de webshop door naar de boekhoudomgeving. In zoverre is van een tekortkoming geen sprake. Het probleem van Bittuning lag in de verwerking van de gekoppelde gegevens in het programma van Excel. Daarnaast acht het hof Bittuning zelf verantwoordelijk voor haar eigen boekhouding en het maken van back-ups. Hierdoor is de schade niet toewijsbaar aan Linq5.
Het verzoek om een prejudiciële beslissing gaat over de uitleg van artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 over de rechtsbescherming van computerprogramma’s. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Top System SA en de Belgische Staat over de decompilatie door Selor, het selectiebureau van de federale overheid (België), van een door Top System ontwikkeld computerprogramma dat deel uitmaakt van een applicatie waarvoor dit selectiebureau een gebruikslicentie heeft. Om uit te maken of Selor die decompilatie mocht verrichten op grond van artikel 6, § 1, WCP, moet de rechter nagaan of de decompilatie van een computerprogramma of een deel daarvan onder de in artikel 5, onder a) en b), WCP bedoelde handelingen valt. Beantwoording van de prejudiciële vragen: 1) Artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 moet zo worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma het recht heeft om dit programma geheel of gedeeltelijk te decompileren om fouten te verbeteren ook als de verbetering erin bestaat een functie te deactiveren die de goede werking verstoort. 2) Artikel 5, lid 1, van richtlijn 91/250 moet zo worden uitgelegd dat de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma die dit programma wil decompileren om fouten te verbeteren niet hoeft te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van die richtlijn. Maar deze verkrijger mag een dergelijke decompilatie alleen verrichten voor zover dit noodzakelijk is voor die verbetering en met inachtneming van de voorwaarden die bij overeenkomst met de auteursrechthebbende van dit programma zijn vastgelegd. Prejudiciële vragen: 1). In deze omstandigheden heeft de cour d’appel de Bruxelles de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen: „1) Moet artikel 5, lid 1, van [richtlijn 91/250] zo worden uitgelegd dat het de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma toestaat om dit programma geheel of gedeeltelijk te decompileren als dat noodzakelijk is om fouten te kunnen verbeteren, ook als de verbetering bestaat in de deactivering van een functie die de goede werking verstoort van de toepassing waarvan dat programma deel uitmaakt? 2) Zo ja, moet dan ook aan de voorwaarden van artikel 6 van de richtlijn of aan andere voorwaarden worden voldaan?”
Deze zaak gaat over (terug)betalingsverplichtingen voor ICT-aankopen en werkzaamheden van Result aan MR2. Result houdt zich onder meer bezig met consultancy, project- en programmamanagement en interim management op het gebied van ICT. MR2 richt zich op het ontwikkelen en verkopen van overboekingssoftware en -applicaties. Zij sloten een overeenkomst waarna Result voor MR2 werkzaamheden zou verrichten. MR2 heeft Result gedagvaard omdat zij van mening is dat er € 20.000 onverschuldigd betaald is. Vlak na het overmaken van dit bedrag is in overleg besloten dat dit resultaat niet meer nodig was. Het hof oordeelt in dit arrest, net als de rechtbank, dat de € 20.000 niet onverschuldigd is betaald en dat Result niet hoeft terug te betalen. MR2 stelt dat er sprake was van een resultaatsverbintenis, waardoor Result pas de vergoeding zou ontvangen als bepaalde doelstellingen behaald waren. Het hof verwerpt deze stelling. In geen enkel stuk tussen partijen vastgelegd komt naar voren dat het om een resultaatsverbintenis ging.
Helpling exploiteert een platform waar schoonmakers en huishoudens afspraken kunnen maken over het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden. Het platform stelt minimum en maximum tarieven, maar huishoudens en schoonmakers spreken hierbinnen onderling af tegen welk tarief de klus wordt uitgevoerd. Appellante is schoonmaakster en heeft na ziekmelding bij Helpling informatie ingewonnen over mogelijke doorbetaling van loon. Helpling heeft hierop laten weten dat er geen sprake was van een dienstverband. FNV vorderde in eerste aanleg primair te verklaren dat deze arbeidsovereenkomst wel bestaat. De kantonrechter heeft dit afgewezen. In dit hoger beroep overweegt het hof dat er inderdaad geen gewone arbeidsovereenkomst tot stand komt. Hiervoor speelt het platform een te beperkte rol in de afspraken die worden gemaakt tussen huishoudens en schoonmakers. Wel is er sprake van een uitzendovereenkomst. De huishoudens zijn inlener van de schoonmaker: daardoor ontstaat er tussen hen ook geen arbeidsovereenkomst.
De Supreme Court of the United Kingdom heeft het Hof verzocht een prejudiciële beslissing te nemen. Hierbij werden twee vragen gesteld: 1) Als computersoftware elektronisch wordt geleverd, valt dit dan onder goederen volgens de betekenis van dat begrip zoals dit staat in de definitie van een handelsagent in richtlijn 86/653? 2) Als de software aan klanten van een principaal wordt geleverd door een licentie van onbepaalde tijd toe te kennen, valt dit dan onder verkoop van goederen volgens richtlijn 86/653? Gezamenlijk worden deze vragen beantwoord door het begrip verkoop van goederen uit te leggen. Volgens artikel 1, lid 1, is een handelsagent een zelfstandig tussenpersoon die is belast met het tot stand brengen van de verkoop of de aankoop van goederen voor een ander. Hieruit volgen drie vereisten: er moet een tussenpersoon zijn, er moet een overeenkomst worden gesloten en er moet een activiteit worden uitgeoefend om de aankoop of verkoop van goederen tot stand te brengen. Het Hof legt dit als volgt uit. Software kan als een goed worden aangemerkt, ongeacht of het op een materiële drager wordt verstrekt. Ook is er sprake van verkoop, aangezien bij het sluiten van de overeenkomst de intellectuele eigendomsrechten van een kopie worden overgedragen. Verkoop van goederen kan dus ook betrekking hebben op de elektronische levering van computersoftware aan een klant tegen betaling van een prijs, als deze levering gepaard gaat met het verlenen van een permanente licentie voor het gebruik van die software.
Afnemer drijft haar onderneming in de vorm van een groothandel in de sector automotive. Leverancier levert softwareoplossingen, waaronder het ERP product softwarepakket X. Derde betrokkene is Bedrijf F. Zowel Afnemer als Bedrijf F aanvaarden een offerte en sluiten een overeenkomst met Leverancier, met als doel het invoeren van de nieuwe software, het onderdeel Projectsamenstelling. Oorspronkelijk zou Leverancier de software tegelijkertijd bij beide bedrijven invoeren, maar dit bleek complexer dan partijen hadden voorzien. Bedrijf F nam in 2018 als eerst de software in gebruik. Maar aan Afnemer levert Leverancier niet, ook niet na sommatie. Afnemer vordert dat Leverancier wordt veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde aankoopsom voor het onderdeel Projectsamenstelling. Leverancier stelt in haar verweer dat de projecten bij Bedrijf F en Afnemer onterecht vermengd worden. De schuld van het uitstel van de livegang van de nieuwe software ligt volgens Leverancier bij Afnemer. Het scheidsgerecht oordeelt dat Leverancier tekort is geschoten in het nakomen van het onderdeel Projectsamenstelling van de overeenkomst. Die wordt dan ook ontbonden.
Hoofdredactie: Ernst-Jan van de Pas, Dirkzwager
Eindredactie: de nieuwsbrief wordt samengesteld door SGOA in samenwerking met deLex Media.